1120-kruistochten-1147
Nur ed-Din is een Turk en, evenals de Franken, voor de Arabische bewoners van Syrië een vreemdeling. Maar in tegenstelling tot de Franken heeft hij het reilen en zeilen in de plaatselijke gemeenschappen altijd gerespecteerd. Hij is de baas over hen, maar hij steunt op de beginselen volgens welke zij worden bestuurd. En hij is moslim. Er is geen enkel bezwaar tegen een vreemdeling die de macht uitoefent als hij moslim is, de voorschriften van de islam in acht neemt en de traditionele instellingen eerbiedigt. Zo worden de Turken langzaam in de Syrische gemeenschappen opgenomen. Ze hebben de baa over hen kunnen spelen en hen kunnen verenigen, omdat ze niets overhoop hebben gehaald.
Voor Nur ed-Din is de djihaad zowel een ideologie als een staatszaak. Die ideologie steunt op drie hoofdpunten: een onoverbrugbare kloof tussen Franken en moslims, verzet tegen de tijdgenoten die hier onverschillig tegenover staan, en oproep tot de heilige oorlog. Zengi is de eerste die deze ideeën zo heeft geformuleerd. Aan de vooravond van het innemen van Edessa heeft hij erop aangedrongen tegen de Franken een ‘otale’ oorlog te voeren, net zolang tot ze geheel verdwenen zijn. Nur ed-Din maakt van e djihaad een volledige theorie. Aan de inhoud ervan voegt hij twee dingen toe: de uitzonderlijke heiligheid van Jeruzalem en het heilige land, en de noodzaak om in het Midden-Oosten de politieke eenheid van de islam te verwezenlijken. Het laatste is voorwaarde voor dedjihaad tegen de Franken en berust dus op een krachtige geestelijke beweging die de gemoederen al een eeuw bezighoudt: het hersel van de orthodoxie en de heroprichting van het soennisme. Zo wordt het hèt fundament voor een belangrijke volksbeweging.
***Bron 10: blz. 87/88***
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten