dinsdag 5 februari 2008

Keizer Constantijn -aanvulling

Wie was hij?
Constantijn werd geboren als zoon van een Romeinse generaal en diens maîtresse Helena, een herbergmeisje in Illyriië. Daar werd hij ook geboren. Hij werd jong betrokken in de oorlog en maakte een avontuurlijke carrière in het Oosten, daarna in Gallië en Brittannië, proefde de zoetheid van macht en ontwikkelde met een hoogst enrgiek, vaak oplopend karakter een diepzittend egoïsme. Zelfzucht doen hem van lieverlede meer lijken op een oosters despoot dan op de ‘keizer-priester’ die hedendaagse katholieke biografen in hem willen zien.
Welke ideeën had hij?
Van huis uit was keizer Constantijn een Apollo-aanbidder. Hij aanbad Apollo als de ‘onoverwinnelijke zon’ (Sol Invictus) die al aanbeden werd als de persoonlijke beschermgod van zijn vader.
Om zijn soldaten de heilige schroom te doen overwinnen en toch Rome aan te vallen waar zijn mededinger Maxentius zich genesteld had, lied hij op alle schilden voor éénmaal het kruisteken , het labarum, aanbrengen. De overwinning was verpletterend en de Maxentius verdronk in de Tiber. Volgens Constantijn was dit het werk van de christen God.
Sindsdien vindt men in het hoofd van Constantijn een merkwaardige godsdienstvermenging plaats. Alle lichtgoden, zoals Herakles, Apollo en ook Mithras hebben voor de jonge veroveraar van de staatsmacht religieuze betekenis gekregen. Hij leverde zich na zijn overwinning onder het kruisteken niet met huid en haar over aan het christelijk ééngodendom, zoals dikwijls beweerdis. Hij bleef heel zijn leven als keizer ook pontifex maximus.
Als krijgsman vereerde hij ook in traditioneel heidense zin de godin van het gelukkig toeval, Tyché, en maakte haar zelfs tot beschermgodin van het nieuwe Rome, dat hij onder de naam Constantinopel op de plaats van het oude Byzantium sticchtte (325-330) en inwijdde met heidens ritueel en voorspellingen van de door christenen verfoeide astrologen.
Aan het hoofd van het grote Apollo-beeld van de stad Constantinopel ontsprongen zeven levensstralen, later maakten de christenen hiervan de zeven spijkers van het echte kruis. Het Apollo-beeld was een afbeelding Constantijn zelf.
De christenen meenden in het beeld van de biddende Magna Mater de maagd Maria te herkennen.
Constantijn schreef aan zijn soldaten voor dat de dag van de zon zowel feest- als rustdag moest zijn. Hiermee kwam hij zowel tegmoet aan zijn eigen zonneverering als aan de dag des Heren van de christenen.
In zijn onoverwinnelijke zon kon men ook de Christusfiguur zien, en in zijn inscripties heeft men de namen van de zon en Jupiter gemakkelijk door die van god Christus kunnen vervangenen.
Waarom deze tweeslachtigheid?
De schijnbare tweeslachtigheid van dit alles kwam voort uit berekende staatskunst. Niet hun aantal gaf de doorslag bij hun beoordeling maar hun voortreffelijke organisatie, waardoor hij ze vroeg of laat moest inlijven.
Kreeg Constantijn visioenen?
Constantijn kreeg visioenen. Hij was gewend om visioenen te krijgen in zijn loopbaan. Ook in zijn strijd tegen Maxentius kreeg Constantijn een visioen. Deze keer was dit het kruisvisioen.
Wat heeft Constantijn voor de Christenen gedaan?
Op het tolerantie-edict van Milaan in 313 dat zich ook tot dissidente sekten uistrekt, oefend Constantijn druk uit op de heidenen om de van de christenen genaaste goederen terug te geven.
Hij heft ook de voor christenen zo aanstotelijke kruisigingsstraf op.
Hij laat christelijke slaven en bannelingen vrij.
Wat wilde hij hiermee bereiken?
Constantijn wilde zich zo verzekeren van de steun en de loyaliteit van het christenvolk waardoor hij van de Kerk een instrument van de macht maakte.

1980? DE EERSTE VROUWELIJKE (ANGLIKAANSE) BISSCHOP

...Seksime vindt ook plaats in onze verlichte westerse wereld, als de opvolger van de Jezus die er keer op keer op wees dat ‘de Schepper in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft’ (Matth. 19:4) aich pijnlijk getroffen toont wanneer een anglicaanse bisschop de verkiezing van en anglicaanse vrouwelijke bisschop niet weet te verhinderen (paus Johannes Paulus II tegenover bisschop Robert Runcie naar aanleiding van de verkiezing van Barbara Harris)***Bron 9: blz. 29***

1989 aanvechting van de afschaffing van de spaanse inquisitie

Het is bijna niet te geloven! Een van de getrouwste verdedigers van de Inquisitie vocht recentelijk (het boek dateert van 1989) nog dit decreet (van de Spaanse koningin-regentes Maria-Christina in 15 juli 1834) aan, beschouwend als een vorm van machtsmisbruik; de Spaanse regering had het echt niet ‘om een kerkelijke rechtbank zonder toestemming van de Heilige Stoel op te heffen’, omdat ze niet bevoegd was zich uit te spreken ‘over geestelijke aangelegenheden’. Het Vaticaan moet zich ongetwijfeld niet gekwetst voelen, want het heeft nooit een protest hieromtrent geuit.
***Bron 6: blz. 30/32***

1973. Opheffing pauselijke veroordeling van de vrijmetselarij

Het was eerder ondenkbaar geweest maar een reeks pauselijke veroordelingen van de vrijmetselarij sedert de bul In Eminntie (1738) tot en met de encycliek Humanum Genus (1884) is nu een einde gekomen; in 1973 werd ook Canon 2335, gericht tegen de vrijmetselarij, buiten werking gesteld...
***Bron 9: blz. 287***

1967. Het einde van de Inquisitie en van geheime processen zonder beroepsrecht

In Rome overleefde de inquisitie zichzelf en pas in 1908 liet Pius X de pijnlijke benaming Inquisitie schrappen. ‘Congregatie van het Heilig Officie’ klonk ook niet zo goed; in 1965, aan het einde van het Tweede Vaticaans Concilie, maakte Paulus VI er de Congregatie voor de Geloofsleer van. Daarna geeft hij haar een andere vorm: zij bewaart een rechtbank die bevoegd is ‘dwalingen tegen het geloof’ te beoordelen, maar volgens de voorschriften van gewone processen, en beroep is toegestaan. Er moest dus tot 15 augustus 1967 worden gewacht voordat de Romeins Inquisitie afstand deed van geheime processen zonder recht van beroep.
***Bron 6: blz. 30/32***

1966. REGISTER VAN VERBODEN BOEKEN, BUITEN WERKING GESTELD

Een dergelijke ‘stof’ (verhandeling, boek, enzovoort) zou met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid op de index librorum prohibitorum (Register van verboden boeken) zijn geplaatst. Deze Index werd in 1559 van kracht en pas op 14 juni 1966 buiten werking gesteld. Is als zodanig alleen nog van historisch belang; slecht de morele waarde is gebleven in die zin dat van de gelovigen gevraagd word zich in acht te nemen voor geschriften die geloof en goede zeden in gevaar zouden kunnen brengen.
***Bron 9: blz. 288***

CONCILIE: 1870. Het onfeilbaarheidsdogma

Over onfeilbaarheid: omdat over de gevallen waarin van onfeilbaarheid sprake mag zijn nogal eens misverstanden bestaan is het goed te weten dat de kerk aan individuele gelovigen nimmer onfeilbaarheid sprake mag zijn nogal ens misverstanden bestaan, is het goed te weten dat de kerk aan individuele gelovigen nimmer onfeilbaarheid (vroeger/ ‘ondwaalbaarheid’ of ‘vrij-zijn van dwaling’) heeft toegekend. Dat houdt dus mede in dat ook bisschoppen, kardinalen en in casu in het bijzonder pausen, als individuele gelovigen kunnen dwalen, níet onfeilbaar zijn. Slechts als het geloven in de kerk in haar geheel in het geding is, wordt een overeenstemming, een belijdenis of een uitspraaak geacht als door de geest der waarheid van dwaling gevrijwaard te zijn. Nader gespecificeerd: het sinds 1870 bestaande onfeilbaarheidsdogma heeft alleen betrekking op pauselijke uitspraken ‘die aan een aantal strikte voorwaarden voldoen’: de paus mag dán en slechts dan onfeilbaar heten, als hij spreekt ex cathedra, dat wil zeggen te midden van de kerkelijke gemeenschap, functionerend als herder en leraar met de volle inzet van het gezag dat met zijn bijzondere opdracht verbonden is. Als dat het geval is, mag hij volgens rooms-katholieke overtuiging rekenen op speciale bijstand van de ‘onfeilbare Heilige Geest’.
***Bron 9: blz. 288***

1865. Afschaffing statuut van de ‘zuiverheid van het bloed’

Pas in 1865 schafte men in Spanje de ‘limpieza de sangre’, de ‘zuiverheid van het bloed’ af dat al bestond sinds 1547. Dit statuut betekende dat het in die periode voor mensen onmogelijk was om een openbare functie te bekleden zonder bewijs af te legen van zijn ‘zuiverheid’. De Inquisitie besliste uiteraard over deze zuiverheid.
***Bron 6: blz. 24***

Tot 431 n.C was Maria niet veel meer dan de moeder van Jezus

In het geval van Jezus weten wij intussen vrij nauwkeurig hoe de officiële versie van de maagdelijke geboorte tot stand is gekomen. Tot 431 n.C., tot het Concilie van Efeze, was Maria niet veel meer dan de moeder van Jezus. De titel ‘theotokos’, ‘die God baarde’, die haar toen werd verleend, moest voor een snellere verbreiding van het christendom zorgen. Het vrouwelijk tintje dat de moeder van Jezus daarmee aan de mannelijk georiënteerde kerk gaf, was ook in 1854 nog nuttig, toen op 8 december van dat jaar het dogma van de ‘onbevlekte ontvangenis’ werd verkondigd, waardoor velee troostzoekenden terugkeerden naar een rijk van God, dat in het teken van het industriële tijdperk langzaam aan invloed begon in te boeten.
***Bron 9: blz. 82***

PN: Hoe kan Jezus van het huis van David afstammen als Jozef niet zijn biologische vader was?

Nog meer onbevlekte ontvangenissen...

Boeddha, Sargon, Quetzalcoatl, Djingiz Khan zijn maagdelijk ontvangen
De mensen van die tijden (ten tijde van de geboorte van Jezus) hadden nog geen flauw idee van het verband tussen verwekking en geboorte, en de brouw was de enige verbindingsschakel met hetgeen men zich misschien als hemel voorstelde. In zekere zin waren destijds alle geboorten maagdelijk. De mensheid is dat eigenlijk nooit vergeten: velen van haar uitzonderlijke grootheden daalden rechtstreeks uit de hemel, waren vlekkeloos reine moedergeboorten. Jezus is daarin geen uitzonderingsgeval: voor hem was reeds Boeddha een maagdelijke ontvangene; van Sargon, een der eerste koningen van Mesopotamië, bericht men dat hij geen vader had en zijn moeder hogepriesteres was. Mozes dook zoals wij weten bijna uit het niets op, namelijk in een mandje van riet dat de Nijl af dreef. Ook in andere delen van de wereld lijkt de maagdelijke geboorte steeds verband te houden met uitzonderlijke persoonlijkheden: ook van Quetzalcoatl, van Montezuma en Djingiz Khan wordt verhaald dat zij maagdelijk ontvangen werden.
***Bron 9: blz. 81***

CONCILIE: 1854; De ‘onbevlekte ontvangenis van Maria’ wordt verkondigd

De beginnende industriêle revolutie
... uit de oorspronkelijk eenvoudige ‘moeder van God’ kwam pas geleidelijk aan de ‘onbevlekte ontvangenis’ voort, die 1854 werd verkondigd, in de tijd waarin de beginnende industriêle revolutie de gelovigen uit de dorpen en kerken lokte...
***Bron 9: blz. 17***

1834. De vierde afschaffing van het heilig officie in Spanje

...Toen na de dood van FerdinandVII de liberalen weer aan de macht waren gekomen, stelde zich merkwaardigerwijs de vraag of een insituut dat al dood was in stilte moest worden begraven. De ministers verschilden hierover van mening, maar de herinnering aan de weifelingen van Ferdinand VII en de aanwezigheid van het carlistische gevaar eden hen ten slotte kiezen voor een nieuwe, plechtige afschaffing van het Heilig Officie. Dit werd op 15 juli 1834 door koningin-regentes Maria-Christina gedecreteerd. Bovendien werd besloten dat de bezittingen van de Inquisitie zouden worden gebruikt ‘ter delging van de staatschulden’.
***Bron 6: blz. 35***

1826. Surrogaat-inquisitie veroordeeld Cayetano Ripoll

Maar in 1824 probeerden de bisschoppen op eigen houtje een surrogaat-Inquisitie op te richten: Juntas de fe werden in enkele steden ingesteld. Die vanValencia begon snel het proces tegen een ongelukkige schoolmeester, Cayetano Ripoll, die zich ‘deïst’ noemde. De koning liet de Juntas de fe ontbinden, wat niet verhinderde dat de zaak-Ripoll als een tragische klucht eindigde. Hij werd aan de wereldlijke macht overgeleverd als ‘verstokt ketter’ en de schoolmeester moest, zoals in de goede oude tijd, worden verbrand. Dat durfde men niet , maar in 1826 werd hij opgehangen boven een kist waarop vlammen waren geschilderd.
***Bron 6: blz. 35***

1823 in spanje was de inquisitie er moeilijk onder te krijgen

In Spanje was de Inquisitie er moeilijk onder te krijgen. Vanaf het herstel van het absolutisme in 1823 en tijdens de witte tereur zetten de bisschoppen, onder leiding van de oud-inquisiteur-generaal Castillón engesteund door het leger en de uiterst rechtse adel, een onvermoeibare campagne op touw voor de heroprichting van de ‘heilige rechtbank’, die als enige in staat was tegen de ‘goddelosheid’ en de toetroom van ‘slechte boeken’ te vechten.
Ferdinand VII voelde daar zonder twijfel wel iets voor, maar de buitenlandse ambasadeurs enzijn geznt inParijs waarschuwden hem tegen de kwalijke gevolgen die een dergelijke beslissing in Europa zou hebben. Bovendien wantrouwde hij de uiterst rechtsen, die geen gelegenheid voorbij lieten gaan om tegen hem samen te zweren. Hij hield dus zijn mond.
***Bron 6: blz. 34***

1821. Afschaffing van de inquisitie in portugal

Door de revolutie van augustus 1820 (welke revolutie, de Spaanse?) werd de inquisitie van lissabon opgeruimd en op 5 april 1821 afgeschaft.
***Bron 6: blz. 34***

1820. Spanse inquisitie voor de derde keer afgeschaft

De laatse inquisiteur-generaal van Spanje, Castillón y Sales, die Mier in 1818 opvolgde, had nauwelijks tijd om streng op te treden. Begin 1820 zegevierde de liberale militaire opstand en de koning moest trouw zweren aan de grondwet van 1812. Op 9 maart werd de Inquisitie voor de derde keer afgeschaft. Het volk, dat niet zo’n medestander van het Heilig Officie was als men had doen voorkomen, had toen al de poorten van de Inquisitoriale gevangenissen geforceerd.
***Bron 6: blz. 34***

1814. Ferdinand VII verklaarde de grondwet van 1812 ongeldig, en de Inquisitie is terug

Deze bepalingen (de Spaanse Grondwet van 1812) zouden neit lang van kracht zijn. Nagenoeg onmiddellijk na zijn terugkeer in Spanje verklaarde Ferdinand VII in maart 1814 alle beslissingen van de Cortes van Cadiz ongeldig en op 21 juli verleende hij formeel de rechtbank van de Inquisitie opnieuw ‘de uitoefening van haar jurisdictie’ en de censuur van boeken. Tegelijkertijd werd de ‘heilige rechtbank’ weer opgericht in Mexico, Lima en Cartagena (Colombia).
***Bron 6: blz. 34***

1812. De inquisitie opnieuw afgeschaft via de nieuwe spaanse grondwet

In 1810 waren de Cortes, buiten de door de Franse legers bezette gebieden, bij elkaar gekomen n Cadiz; zij stelden daar de Grondwet van 1812 op en discussieerden eindeloos over het lot van de Inquisitie; ze wisselden uiteenzettingen, artikelen in de pers en vele, soms zeer heftige, pamfletten met elkaar uit. De aangenomen tekst, die volgens een het Heilig Officie goedgezinde schrijver ‘plagiaat van de Franse revolutionaire Grondwet was’, stelde nochtans: ‘De religie van de Spaanse Natie is en zal altijd de apostolische en de alleen ware roms-katholieke blijven en de Natie verbiedt de uitoefening van elke andere.’ Overigens worden aan de burgers waarborgen voor hun vrijheid verleend en aan de justiciabelen een rechtwaardige behaneling door de rechtbanken. De vraag rees dus of de Inquisitie al dan niet verenigbar was met de Grondwet. Het was voldoende om de artikelen met betrekking tot de rechtelijke procedure te vergelijken met die van de Instructies van het Heilig Officie uit 1561 en de tegenstanders ervan lieten dat niet na. Om het debat te verbreden bepleitte de geestelijke Ruiz de Padron, hoewel ‘beboegd minister van het Heilig Officie’, de overbodigheid van de rechtbank van de Inquisitie met haar ‘diametraal aan de Grondwet tegengesteld’ karakter. Deze argumenten werden vermeld in een populair werk ‘De Inquisitie zonder masker’ van Antonio Puigblanche, die eraan toevoegde: ‘Dit instituut stond de vooruitgang de wetenschappen in de weg en heeft het despotisme gesteund.’...
...Hoewel de Cortes op 22 februari 1813 met negentig stemmen voor en zestig tegen de knoop doorhakten door de rechtbank van de Inquisitie ‘strijdig met de Grondwet’ te verklaren, begon hun decreet met aan de bisschoppen de bevoegdheid te geven ‘geloofszaken te berechten’. De verdwijning van het Heilig Officie opende dus niet noodzakelijk de poort naar geestelijke vrijheid. Het decreet bevatte overigens en tupisch inquisitoriale prakktijk door in artikel IV te stipulerendat ‘elke Spanjaard bij een kerkelijke rechtbank van het delict ketterij kon worden beschuldigd’.
***Bron 6: blz. 33/34***

‡ 1811. De bezwaarende verhandeling van juan Antonio Ilorente

Aan de zijde van Jozef Bonaparte bevonden zich liberalen, zoals de ex-minister Urquijo en een priester die heel wat ophef zal maken en die het zwarte schaap wordt van de verdedigers van de Inquisitie:, oud-secretaris-generaal van het Heilig Officie te Madrid, verdacht geworden, met name omdat hij de inquisiteur-generaal een plan had voorgelegd om de procedure van het ‘heilig tribunaal’ te herzien. Jozef benoemt hem tot Staatsraad en draagt hem op de archieven van de Inquisitie te bestuderen. Llorente wijdt zich met hart en ziel aan deze taak en hij presenteert in 1811 aan de Koninklijke Aacademie een ‘Historische verhandeling over hoe de Spaanse nationale opinie tegenover de inquisitoriale rechtbank ston’; hierin brengt hij de tegenstand in herinnering waarop de Iquisitie vanaf haar begintijd is gestuit. In het vervolg zullen de tegenstanders van het Heilig Officie uit deze verhandeling hun argumnten putten. In 1813 wordt koning Jozef uit Spanje verjaagd; een aantal Afrancesados, onder wie de oud-grootinquisiteur Arce en Juan Antonio Llorente, vergezelt hem naar Frankrijk.
***Bron 6: blz. 32/33***

1808. Napoleon schaft een eerste keer de Inquisitie in Spanje af

Na de troonsafstand van Karel IV en aan de vooravond van de intocht van de Fransen in Madrid treed d inquisiteur-generaal af en wordt een van de notoirste ‘verfransten’ (afrancesados). Hij loopt over naar koning Jozef, die hem tot zijn grootaalmoezenier aanstelt. Het Heilig Officie ligt aan de voeten van de nieuwe machthebber. Veroordeelt het de opstand van Dos de Mayo niet krachtdadig als een ‘schandelijk oproer van het gepeupel’? Deze onderwerping verhinderde Napoleon niet om op 4 december het decreet te onderekenen waardoor de Inquisitie werd afgeschaft en haar bezittingen geconfisqueerd;
***Bron 6: blz. 32***

1789. De angst van Inquisitie voor de Franse Revolutie

Vanaf 1789 droeg de angst van de koning van Spanje, de clerus en de adel voor de Franse Revolutie bij tot een opnieuw toenemende macht van de Inquisitie. Zij wordt duidelijk de politieke helper van het absolutisme,, dat zij overigens al sinds 1747 verdedigt door in haar Index van verboden boeken naast filosofische en theologische werken ook willekeurig in Frankrijk uitgegeven historische en literaire werken op te nemen. In de Index van 1790 vindt men naast Voltaire, Rousseau en de encyclopedisten eveneens ‘galante’ werken zoals de Fabels van La Fontaine, ongevaarlijk werken als Robinson Crusoe en een geografiemethode die in 1781 door een Franse priester werd geschreven. De verboden beletten niet dat de veroordeelde werken clandestien in enorme hoeveelheden de Spaanse grens passeerden, waar smokkel traditioneel een actieve en winst gevendebezigheid was.
***Bron 6: blz. 29***

Afschaffing Inquisitie in Milaan, Sicili¨en Toscane

‡ 1775. In Milaan werd de inquisitie door Jozef II afgeschaft.
***Bron 6: blz. 30***

‡ 1782. Op Sicilië en Toscane verdwijnt de inquisitie
***Bron 6: blz. 30***

1768. Vervolging van belangrijke personen door de inquisitie

...Toch bewaarde de Inquisitie in haar vervaltijd tot an het einde van de eeuw de macht om zelfs belangrijke personen, tot aan ministers toe, te vervolgen wanneer ze zich instemmend betoonden met de ‘filosofische’ ideeën. In 1768 beschuldigde ze Campomanes, een getalenteerd schrijver, en minister Floridablanca, in 1776 speelde de beroemde zaak-Olavide. Pablo Olavide, intendant van Andalusië, had pogingen gedaan de Sierra Morena met kolonisten te bevolken en een hervominsplan voor de Spaanse universiteit opgesteld. Hij werd door de Inquisitie twee jaar gevangengezet, dan verscheen hij in een besloten auto en werd veroordeeld tot acht jaar opsluiting in een klooster. Hij slaagde er gelukkig in naar Frankrijk te vluchten. Karel III had niets gedaan om hem te beschermen.
Luis de Urquijo, minister van Karel IV moest eveneens ‘penitentie’ doen boor het Heilig Officie, omdat hij een tragedie van Voltaire had vertaald. Hij werd ad cautelam (onder voorbehoud) vijgesproken. In 1799 stelde hij Karel IV voor de Inquisitie af te schaffen, maar hij wer bij het Heilig Officie aangebracht en in 1801 naar Mallorca verbannen.
***Bron 6: blz. 29***

Sebastiao Carvalho de Melo en de reorganisatie van de Inquisitie in Portugal

...Omsreeks het midden van de achttiende eeuw echter begint een groep Portugese aristocraten (vooral degenen die in het buitenland zijn geweest) zich te verzetten tegen de Inquisitie; zij worden gesteund door enkele ‘progressieve’ priesters: Verney stelt een reorganisatie van het Heilig Officie voor. Zijn opvattingen krijgn de instemming van de sterke man die alles in Portugal zal veranderen: Sebastiao Carvalho de Melo, markies van Pombal en vanaf 1750 premier van de zwakke Jozef I. Hij bouwde Lissabon na de aaardbeving van 1755 weer op en bracht de nationale handel tot ontwikkeling. Zijn tegenstanders zijn de grote adellijke families en de jezuïten. Hij rekent door middel van bleodige executies af met de adellijke samenzweerders, wijst de jezuïeten uit, confisqueert hun bezittingen en stuurt sluw de Inquititie op hen af, die Malagrida als ketter veroordeelt. In werkelijkheid werd deze jezuïet ervan verdacht te hebben deelgenomen aan de samenzwering en de aanslag van de adel op Joseph I. Hoewel er tot 1765 nog enkele openbare autos zijn, is Pombal vastbesloten het Heilig Officie alle macht te ontnemen. Hij benoemt zijn eigen broer Paulo de Carvalho tot inquisiteur-generaal en laat in 1768 door de koning de volledige vernietiging verordenen van de lijsten van de families van joodse afkomst. De Inquisitie had kunnen reageren, maar hij geeft haar de rang van koninklijke raadgever, een eerbewijs dat haar onder zijn controle brengt. Verordeningen in 1773 en 1774 verboden daarna elk onderscheid tussen oude en nieuwe christenen en dat zal inderdaad niet meer worden gemaakt. De Inquisitie van Goa werd in 1774 opgeheven en heowel die van Lissabon bleef bestaan, werd haar een nieuw reglement opgelegd waarin de oude voorschriften werden afgeschaft, alle begane excessen aan de jezuïeten werden toegeschreven en e procedure geregulariseerd.
***Bron 6: blz. 30***

Het einde van de macht van de Spaans Inquisitie

‡ 1747. Koning karel VII ontnam de inquisitie elke macht.
1740-de inquisitie-1750
***Bron 6: blz. 30***

1740. Verval van de inquisitie in spanje

Vanaf 1740 neemt de activiteit van het Heilig Officie duidelijk af; het aantal auto-da-fe’s vermindert, men gaat minder vaak over tot verbranden - onder de regeringen van Karel III en Karel IV (spaanse koningen) dus van 1759 tot 1808, waren er ‘maar’ tien ‘overgedragen’ veroordeelden, van wie er ‘slechts’ vier werden verbrand - en de autos voltrekken zich in de beslotenheid van een kerk (autos particulares). In 1745 ontdekte het Heilig Officie met verraging de jansenisten en door een merkwaardige uit onwetendheid voortkomende verwarring zal het alles wat uit het Frankrijk van de Verlichting komt onder die noemer brengen. Omdat de processen, de veroordelingen en ten gevolge daarvan ook de confiscaties veel schaarser worden, kent het instituut een financiële crisis, die nog ernsitger zal worden.
***Bron 6: blz. 28/29***

1738. Veroordeling van de vrijmetselarij

... maar aan de reeks pauselijke veroordeling van de vrijmetselatij sedert de bul ‘In Eminentie’ (1738) tot en met de encylek ‘Humanum Genus’ (1884)i...
***Bron 9: blz. 287***

1687. Vervolging van de volgelingen van molinos

In de eerste jaren van de voorgaande eeuw waren de molinisten of quiëtisten verschenen, volgelingen van Molinos. Deze Spaanse priester was naar Rome gegaan, waar zijn mustiek traktaat ‘Geestelijke Gids’ onmiddellijk een groot succes kende. Spoedig daarop werd Molinos aangevallen door de jezuïeten en de dominicanen en gearresteerd door het Romeinse Heilig Officie. In 1687 werd hij, na zijn werk te hebben afgezworen, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf. Na zijn dood in 1696 werden zijn getrouwen lange tijd in Spanje vervolgd. Ondertussen hield de Inquisitie zich bezig met een geheel andere tegenstander: de vrijmetselarij...
***Bron 6: blz. 28***

1610. Alonso de Salazar Frias en het laatste "auto-da-fe" van Logrono

En heksen
... Overigens toen de vervolging van tovenaars en heksen elders duizenden slachtoffers maakte, deed dit probleem zich niet echt voor op het Iberisch schiereiland, behalve in het noorden van Castilië en vooral in Navarra. Men hield in 1610 te Logrono een verschrikkelijke auto-da-fe, waarbij 53 verdachten ‘optraden’, van wie er zes levend werden verbrand omdat ze naar de aquelarre (de Baskische naam voor de sabbat) waren gegaan. Dis was het laatste auto-da-fe van dit soort. Hier moet eer worden betuigd aan een intelligent inquisiteur. Alonso de Salazar Frias, die na een bezoek aan Navarra stoutmoedig concludeerde dat er in die hekserij alleen maar verbeelding en valse beschuldigingen een rol speelden. In 1614 stopte het Heilige Officie vervolging in dergelijke zaken. Weliswaar werden daarna nog mensen bestraft voor bijgeloof en tovenarij, maar in tegenstelling tot de rest van Europa werden in Spanje (en in Portugal) geen heksen meer verbrand.
***Bron 6: blz. 23***

Inquisitie in Catagena

‡ 1610. In Cartagena functioneert de inquisitie.
***Bron 6: blz. 24***

1609. De verdrijving van de ‘moriscos’

Veel talrijker waren de slachtoffers die vanaf het begin van de zestiende eeuw aan de beschuldiging van de Inquisitie werden overgeleverd: de ‘moriscos’ die na de Reconquista van Spanje waren gebleven. Hoewel ze met geweld en massaal tussen 1520 en 1526 werden bekeerd, bleven ze heimelijk de islam aanhangen. Ze werden er bovendien van verdacht geheime contacten te hebben met de Marokkanen en Turken. Ze werden onderworpen aan boetes en confiscaties en ze kwamen voor in de auto-da-fe’s. De vervolging hield niet eerder op voordat er, van 1609 tot 1614, ongeveer 300 000 moriscos werden verdreven en ze uit Spanje verdwenen.
***Bron 6: blz. 24***

1572. Het heilig officie zet beroemde geleerden gevangen

Aan het eind van de zestiende eeuw pakte het Heilig Officie ook denkers aan die, hoewel in religieus opzicht onbesproken zich aanmatigden te wijzen op vertaalfouten in de Vulgaat. Al in 1526 had het Officie Ignatius van Loyola lastig gevallen, omdat hij ervan werd verdacht een alumbrado te zijn, en naar de heilige Teresa van Ávla werd in 1575 een onderzoek ingesteld. Het zette in 1572 beroemde geleerden gevanggen, zoals Fray Luis de León, Gaspard de Grajal en Martinez de Cantalapiedra, de luister van de universiteit van Salamanca.
***Bron 6: blz. 24***

Inquisitie in Mexico en Lima

‡ 1570. In mexico en lima functioneert de inquisitie.
***Bron 6: blz. 24***

1567. De ‘bloedraad’ in de nederlanden

Ze werd door Karel V spoedig ontboden naar de Nederlanden, waar de ketters in groten getale ter dood werden veroordeeld. Het Heilig Officie zal daar, op bevel van Filips II zelf, meedogenlozer worden dan in Spanje. Met de komst van de hertog van Alva in augustus 1567 in Brussel en de oprichting van de beruchte Raad van Beroerten, bijgenaamd de ‘Bloedraad’, overschreed d onderdrukking van de ketterij in wreedheid alles wa men tot dan toe hed meegemaakt.
***Bron 6: blz. 24***

Weetjes ivm het Heilig officie

‡ 1561 instelling van de instructies van het heilig officie
1559-de inquisitie-1562
***Bron 6: blz. 32***

‡ 1562. In milaan functioneert de inquisitie.
1561-de inquisitie-1567
***Bron 6: blz. 24***

1559. Register van verboden boeken 1966

De censuur werd ingesteld
...dat zich afsloot voor van buiten komende invloeden en zich volledig isoleerde: Filips II riep alle in het buitenland studerende Spanjaarden terug. De censuur werd ingesteld; in 1551 verscheen een Index; hij werd afgesloten in 1559 - er zouden er nog vele volgen. Vanaf 1558 werd het importeren van buitenlandse boeken een strafbaar feit.
***Bron 6: blz. 22/23***

1547. Het definitieve statuut ‘zuiverheid van het bloed’

Omdat ze geen heksen kon vervolgen, zete de Spaanse Inquisitie de overigens financieel winstgevende vervolging van conversos door. De aandacht moet hier worden gvestigd op het feit dat deze vervolging niet alleen een religieus, maar weldra een puurr racistisch karakter kreeg. Rassendiscriminatie deed vanaf de vijftiende eeuw haar intrede in de militaire en religieuze orden. Toen had Torquemada verordend dat veroordeelden wegens joodse praktijken moesten worden uitgesloten van openbare functies. Daarna strekte dit verbod zich uit tot alle bekeerden en hun afstammelingen. Op 25 juli 1547 werd te Toledo het definitieve statuut uitgevaardigd over de ‘limpieza de sangre’, de ‘zuiverheid van het bloed’. Eerst was dit controversieel, maar het werd goedgekeurd door Paulus IV (niet door zijn opvolgers) en door Filips II. Vanaf dat moment is het onmogelijk openbare functies te bekleden zonder bewijs af te legen van zijn ‘zuiverheid’. Wie besliste daarover? Vanzelfsprekend de Inquisitie, die hiertoe commissarissen benoemde. De jezuïeten, die aanvankelijk vijandig stonden tegenover deze maatregelen, bogen zich in 1593 voor de druk van het Heilig Officie en sloten afstammelingen van conversos uit hun orde uit, maar lieten in 1608 toch diegenen toe die vijf generaties katholieken achter zich hadden (in een tijd waar in Spanje geen recente bekeerlingen meer waren). Maar de voorschriften van de limpieza bleven nog lange tijd daarna van kracht; hun volledige afschaffing vond pas plaats in ... 1865
***Bron 6: blz. 23/24***

1542. Stichting van het heilig officie

Te Rome werd in 1542 de inquisitie weer tot leven gewekt en gereorganisserd door Paulus III, die het jaar daarop de universele congregatie van de Inquisitie, ook Heilig Officie genoemd, sticht; zes inquisiteurs-generaal worden benoemd. Pius IV en Pius V deden hun macht toenemen. Maar hoewel men in de zeventiende eeuw in de Pauselijke Staten nog gevangenisstraf en foltering toepaste, werden geen ketters of andere ongelovigen op de brandstapel gezet.
***Bron 6: blz. 26/27***

1531. Begin van de portugese inquisitie

Portugal kreeg aanwas van de joodse bevolking
Zoals Frenand Braudel heeft benadrukt, ‘is heel bijzondere van Portugal dat het in 1492 een belangrijke aanwas van de joodse bevolking kreeg te verwerken ten gevolge van de vluchtelingen uit Spanje’. Hoewel de joden en de conversos aanvankelijk door koning Emanuel I werden verwelkomd, wonden er vanaf 1497 gedwongen bekeringen plaats en in 1506 in Lissabon een pogrom, dat overigens werd beteugeld en gevolgd door tolerantiemaatregelen.
Johan III daarentegen, die zoals Lea zegt ‘fanatiek en bekrompen’ was , verzocht in 1531 Rome om instellng van de Inqusitie in zijn koninkrijk; deze zaak wordt in 1536 geregeld met een breve van Paulus III. Zes rechtbanken worden ingesteld...

Inquisiteur-generaal Diego de Deza en Diego de Lucero

Toen Diego de Deza hem in 1499 opvolgde, was de Inquisitie almachtig geworden in Spanje. Ambtenaren moesten de eed afleggen haar medewerkers bij te staan. Enkelen van hen zijn bekend om hun wreedheid en gebrek aan scrupules. Diego de Lucero heeft in Córdoba een bijzonder sinistere herinnering nagelaten; niet voldoende tevredengesteld door volle gevangenissen en door de terreur die op de bevolking werd uitgeoefend, verrijkte hij zich aanzienlijk door een wat in onze tijd ‘gang’ wordt genoemd te organiseren die de ‘conversos’ moest beroven. Dezen konden nergens hun toevlucht zoeken, want Lucero werd geprotegeerd door de inquisiteur-generaal en die op zijn beurt door de koning. Toen kwamen in 1506 de Corduanen in opstand. Diego de Deza moest zijn ontslag indienen; hij werd vervangen door Jiménez de Cisneros, een ontwikkeld man, maar evenzeer een fanaticus. Wat Lucero betreft, ondanks zijn beschermers werd hij gevangengezet, maar hij werd ten slotte in 1514 vijgelaten.***Bron 6: blz. 22***

1498. De prooiën en het succes van de spaanse inquisitie

Nieuwe prooien die de rol van de kerk tot een minimum terugbrachten
In 1498 had de Inquisitie sodomie toegevoegd aan de misdaden die onder haar bevoegdheid vielen; later komen daar nog bigamie en blasfemie bij. Ondertussen blijven tot in 1520 haar voornaamste slachtoffers de ‘conversos’. Omstreeks die datum dienen nieuwe prooien zich aan.: de alumbrados, een groep van verlichten (illuminaten), mystici, vooral vrouwen, godzaligen, die de rol van de kerk en de waarde van haar ceremoniën tot een minimum terugbrachten en aanspraak maakten op een direct contact met God. Daarna zijn het de aanhangers van de stellingen van Erasmus, die aanvankelijk goed worden onthaald maar daarna verdacht werden, hoewel Erasmus zelf nog niet was veroordeeld. Illuminaten en erasmianen werden vervolgd en de Inquisitie brengt hen in haar afkeuring onder dezelfd noemer als de ‘lutheranen’. Volgens de Spaanse theoloog MelquíadesAndrés was er een ‘gemeenschappelijk kenmerk qua spiritualiteit’ tussen de alumbrados, de erasmianen en de ‘Lutheranen’: het innerlijke leven. ‘Zij leggen er de nadruk op persoonlijke relaties van de ziel met God, zonder tussenkomst van priesters of de kerk...’ Voor het merendeel Spanjaarden die geïnspireerd werden door bepaalde ideeën van de Hervorming, deels ook echte protestanten, maar dat waren vooral buitenlanders. Men hied er grote auto-da-fe’s voor, van 1559 tot 1562, met name in Valladolid en Sevilla, en het protestantisme verdween uit Spanje, dat zich afsloot voor van buiten komende invloeden en zich volledig isoleerde: Filips II riep alle in het buitenland studerende Spanjaarden terug. De censuur werd ingesteld; in 1551 verscheen een Index; hij werd afgesloten in 1559 - er zouden er nog vele volgen. Vanaf 1558 werd het importeren van buitenlandse boeken een strafbaar feit.
***Bron 6: blz. 22/23***

Persoonlijke nota

Het verbaast mij dat de Inquisitie zolang zijn gang heeft kunnen gaan in Spanje. Hoe Duivels kan iets zijn??? Ik vind deze periode toch wel het absolute diepte punt van het Katholisisme.

Krichrie

De Inquisitie in Sardinië en Sicilië

‡ 1492. In sardiniê functioneert de inquisitie.
1481-de inquisitie-1497
***Bron 6: blz. 24***

‡ 1497. In sicilie functioneert de inquisitie.
1492-de inquisitie-1498
***Bron 6: blz. 24***

1481. Organiseren van de inquisitie in spanje en Torquemada

Torquemada verbrand 10 220 mensen
Door een soort vernieuwing vestigde de Inquisitie zich dus - of wat de noordoostelijke regio’s betreft, vestigde ze zich opnieuw - in 1481 in Spanje. Het jaar daarop werden acht nieuwe inquisiteurs en permanente rechtbanken geïnstalleerd. In 1483 wordt Torquemada de eerste inquisiteur-generaal voor Castilië en daarna voor León en Valencia. Aragón en Cataloniê kon hij enig verzet niet de baas worden, maar de instelling van de Inquisitie ging door met de oprichting van de Opperste en Generale Raad van de inquisitie, de beruchte Suprema, een bestuursorgaan dat het vijfde van de grote Raden van het koninkrijk werd. Torquemada publiceert zijn Compilación de las instruciones de las. Inquisición, die meer dan twee eeuwen als model dient voor de op elkaar volgende ‘rechtsprocedures’. Zijn optreden is van dien aard dat het minste dat erover kan worden gezegd, is dat hij zijn reputatie verdiende. Een adept van het Heilig officie, V. Palacio Atard, wordt geciteerd wanneer deze stelt dat onder het bewind van Torquemada inderdaad 10 220 mensen verbrand werden en er 100 000 boetedoening opgelegd werden (Histoire critique de l’Inquisition d’Espagne, I, p. 280.)
***Bron 6: blz. 22***

1481 wijze van optreden procesvoering van de inquisitie.

1. ARRESTATIE EN SEKWESTRATIE
Iedereen kan gearresteerd worden. Een groep mannen komt om je heen staan en in naam van de heilige Inquisitie nemen ze je mee. Eerst en vooral nemen ze je mee naar je huis en wordt er beslag gelegd op alle bezittingen, vandaar wordt je naar een geheimegevangenis van het Heilig Officie gebracht.

2. HET OPSTARTEN VAN HET PROCES
Onder ketterij werden ‘misdrijven’ verstaan zoals joodse en moorse (mohammedaanse) praktijken, het geloof van illuminanten, het protestantisme dat altijd als lutheraans wordt omschreven, en andere aanslagen op het geloof, zoals het simpelweg bezitten van een bijbel in de volkstaal. Kleinere misdrijven waren bigamie, sodomie en godslastering, voor moord en diefstal was er geen interesse
Een mogelijke werkwijze om ketterse praktijken op het spoor te komen gebeurde als volgt. Men kondigde in een dorp een edict van genade af, wat inhield dat de bevolking, op straffe van excommunicatie, drie dagen de tijd had zichzelf of een ander te beschuldigen. Dit leidde tot een verwoestende spionage binnen deze sociale gemeenschap.
De aanklachten die men zo verkrijgt, worden bestudeert door theologen, de geloofsonderzoekers, die de graad van ketterij beoordelen van daden of woorden die hun ter beoordeling worden voorgelgd. Vervolgens schrijft de promotor fiscal of officier van justitie zijn petitio, een verzoek tot arrestatie van de sekwestratie.
Dit laatste had tot gevolg dat de gearresteerde zo volledig verdween dat hij door de aarde verzwolgen leek. Het sleutelbegrip hierin was dan ook geheimhouding.

3. DE GEVANGENIS
Er waren openbare en gemiddelde gevangenissen voor onbelangrijke delinquenten en geheime gevangenissen voor verdachten van misdriijven tegen het geloof. Deze bisschoppelijke of openbare gevangenissen waren dikwijlsondergebracht in vestingen of gewelven van oude vorstelijke gebouwen.
In die gevangenissen was het leven hard en stierven er veel verdachten, een bewijs daarvan waren de beenderen die naar de auto-da-fe werden gebracht om te worden verbrand. Zo zou men bij het minste gerucht afgerost worden. De verdachte mocht niet lezen, noch schrijven, behalve veel later in de procedure kreeg de deze om zijn verdediging voor te bereiden enkele genummerde blaadjes. De gevangene mocht niet uit zijn cel behalve om naar de verhoren te gaan
De gedetineerde zag gedurende een ongelimiteerde periode alleen de Alcaide en de inquisiteurs die hem onvermoeibaar aanspoorden ‘de waarheid te vertellen’. Waarbij de beruchte geheimhouding bijna altijd het motief van zijn arrestatie omgaf. Hij moest er dus naar raden.
In de ogen van het Heilig Officie waren er geen onschuldigen. Koppig elke schuld ontkennen, bracht het risico met zich mee dat ie werd uitgeroepen tot ‘ negatieve onboetvaardige’, wat tot de brandstapel kon leiden. Hierdoor was de verleiding groot om enkel kleine vergeeflijke foutjes in zijn geheugen op te zoeken en die te bekennen. Om te weten wat hem ten laste werd gelegd moest hij in de stilte van zijn cel bij zichzelf te rade gaan en zijn geweten onderzoeken. Daarna vroeg de verdachte een verhoor aan, dat hem als een gunst werd verleend.

4. DE VERHOREN
‘Uit eerbied voor de Heer en zijn Heilige Moeder’ moest de verdachte de waarheid vertellen, wat hem de barmhartigheid van de rechtbank kan bezorgen. Hij mocht ervan uitgaan dat niemand zonder motief werd gearresteerd. Na het eerste verhoor zouden andere volgen waarin de verdachte heel zijn leven vertelde. Daarbij werd grote aandacht besteed aan personen met wie hij omging of had ontmoet. Vooral als het om buitenlanders ging. Hierdoor werd de verdachte op zijn beurt ook aanbrenger.

5. DE BESCHULDIGING
Na verschillende verhoren, al dan niet gepaard gaande met een bekentenis, spreekt de fiscal zijn requisitor uit. Dit is een stereotype tekst in ‘strenge en harde’ bewoordingen. De sterotype tekst bestond uit volgende onderdelen: men nam aan dat de beschuldigde ‘een ketter en een afvallige was van het heilige katholieke geloof en diverse ketterse, goddeloze en schandelijke stellingen aanhing’. De betrokkene kon, ook nog, al dan niet vermoedelijk, een ‘heresiarch en dogmatist’ zijn. Over het algemeen volgde dezelfde conclusie, die inhield dat er een verzoek moest komen tot uitlevering aan het wereldlijke gezag en dus de dood inhield.
De fiscal baseerde zich op de ‘expaosés van de getuigen, met andere woorden: in feite uitsluitend op hun beschuldigingen, zonder plaats en dat waarop het delict zou zijn begaan nader aan te duiden en vooral, onder het voorwendsel hen te beschermen, zonder hun naam te noemen. Deze geheimhouding werd pas als laatste in Rome opgeheven in 1965. In Portugal was dit al in 1774 gebeurd.
Men mocht getuigen wraken indien men een ‘persoonlijke, felle en hardnekkige vijand’ herkende. Maar de beschuldigde moest juist raden. Men mocht ook getuigen ter verdediging oproepen maar ze mochten geen bloedverwanten en vrienden zijn of eerloze individuën of geen mensen die al te maken hadden gehad met het Heilig Officie. Het mochten ook geen nieuwe Christenen zijn.
Men kon ook een advocaat krijgen die echter werd aangewezen door de inquisiteurs. De beschuldigde kon hem afwijzen. Hij of zij kon ook met hem praten maar steeds in aanwezigheid van de rechters. Meestal raadde deze advocaat de beschuldigde aan vooral te bekennen. Indien een advocaat toch meer deed, liep ie het risico een ketter te verdedigen en werd ie zelf ipso facto geêxcomuniceerd.
Wanneer de rechters niet tevreden waren gesteld, werd de beklaagde gewaarschuwd dat hij gefolterd zou worden. Vervolgens kreeg de verdachte te horen dat wanneer hij of zij overleed, er bloed vergoten werd of één van zijn ledematen verminkt zou worden tijdens de tortuur, dit de schuld is van hemzelf en niet van de inquisiteurs.

6. DE FOLTERING
Er waren drie soorten foltermethode die de inquisitie in Spanje en portugal toepasten.
De touwen (codeles) die strak op de armen, de benen en de dijen werden gebonden en met een staaf werden aangedraaid. Dat gebeurde op een V-vormige pijnbank (potro of burro) waarvan de onderkant werd gevormd door een balk. Voor het aandraaien van de touwen was een maximum van vijf draaien voorgeschreven, maar men maakte er soms acht of tien, waardoor zij tot op het bot in het vlees sneden.
Hierop past men ook de waterproef (toca), vaak in combinatie met de touwen, toe. Het water dat langzaam in de keel en de neusgaten werd gegoten, kon dood door verstikking veroorzaken.
Ten slotte was er nog de palei (garrucha, polé in het Portugees). Het ophangen aan de op de rug gebonden armen met ketenen of gewichten aan de voeten, gevolgd door een plotseling naar beneden laten vallen onvermijdelijk tot ontwrichting van de schouders leidde: ‘Het komt voor,’ schreef Gonzales de Montes,’dat het slachtoffer wordt verminkt of da ter een arm of een ander lidmaat wordt afgerukt of dat hij aan de palei sterft’.
Het Romeinse Heilig Officie voegde foltering met vuur aan deze drie methoden toe. Eliseo Mansini vermeldt deze vorm van folteren in zijn ‘Gewijd Arsenaal’, hoewel ‘deze methode ze gevaarlijk was, dat ze voortaan weinig wordt toegepast’. ‘De voeten van het slachtoffer goed in te strijken met varkensvet alvorens ze aan de vlammen bloot te stellen.
Deze foltermethoden waren er op berekend om de verdachte ‘zonder permanente schade’ te laten vertrekken. Maar dat was niet altijd het geval. En als de verdachte niet bekende of na een tijdspanne van 24 uur zijn bekentenis niet bevestigd had, dan voorzag het regelement er formeel in dat de foltering werd ‘voortgezet of herhaald’. Tijdens de foltering wilden de inquisiteurs enkel de waarheid weten. Voor het overige werden er geen vragen gesteld.

7. HET VONNIS
Op een dag eindigde het pocesmet het opstellen en goedkeuren van het vonnis, het “Consulta de fe”. Al had men wel of geen bekentenis wel of geen foltering ondergaan. Deze was geheim en werd pas op de dag van het auto-da-de aan de veroordeelde voorgelezen. En omdat geen enkele rechtbank graag haar feilbaarheid toegaf, was vijspraak éénvoudigweg verboden. Het kon gebeuren dat een zaak werd opgeschort met de mogelijkheid haar te heropenen. Het uiterst zelden voorkomende ‘ontslag van rechtsvervolging’ werd nooit uitgesproken dan ad cautelam (onder voorbehoud).

8. HET ‘AUTO DA FE’ (DAAD VAN GELOOF)
Deze ‘daad van geloof’was in de eerste plaats een schouwspel waarvan men verlangde dat het schitteren en verschrikkelijk was, een prefiguratie van het Laatse Oordeel. Het hield de verwerping en vernietiging in ven de ketters en gaf het oudchristelijk volk steun en bevestiging van zijn meerderwaardigheidsgevoel dat was gebaseerd op de zuiverheid van het geloof en het bloed.
Er waren twee soorten autos. De talrijk voorkomende openbare en algemene autos en de besloten autos die veel minder belangrijk en zonder praal waren, waarbij slecht één persoon ten tonele werd gevoerd. Op het einde van de inquisitie kwamen nog enkel deze laatsten voor.
Wat zo’n auto-da-fe inhield wordt duidelijk aan de hand van een concreet voorbeekd van een gemiddeld belangrijke auto die plaatsvond in een provinciale hoofdstad. Met name het auto-da-fe van 30 mei 1672 te Granada.
Er waren 90 veroordeelden. Waarvan er negen werden ‘overgedragen in eigen persoon’, dus ter dood veroordeeld. 20 Veroordeelden werden ‘overgedragen in effigie’. Zij waren dus al dood of voortvluchtig. Maar wat gebeurde er met de rest?

Eerste stap: 3 mei, de voorbereiding
Een stoet familiares, notarissen en commissarisen van het Heilig Officie, trekt door de stad. Zij doen de afkondiging van het auto-da-fe.
De volgende dag worden de kerkelijke en burgerlijke gezagdrager bijeengeroepen, die vanaf dat moment gemobiliseerd zijn. Op dat moment wordt ook gestart met de opbouw van de “cadalso”, een houten schavot van 15 bij 20 meter waarrond oplopende tribunes, een kansel en een altaar op de Plaza de Vivarrambla.
Het podium dat bedoeld is voor de autoriteiten wordt met een rood tapijt bekleed; de lessenaar van de inquisiteur-secretaris van de Secreto is bekleed met karmozijnrode zijden baldakijn.

Tweede stap: zondag 29 mei, het voorprogramma
Er vindt een Heilige-Kruisprocessie plaats die om vijf uur in de namiddag begint. Samen met de grote mensenmassa lopen iik vijfhonderd soldaten mee, benevens vaandeldragers, de adel, religieuze ordes, de secretaris van de Secreto en de alguacil mayor (opperhoofd van de bewakers van de gevangenis?) van de Inquisitie. Wanneer ze aankomen wordt het grote groene kruis op het altaar bevestigd met daaronder het devies van het Heilig Officie: Exsurge, Domine, et judica causam tuam. Wat zoveel betekend als ‘Verrijs, o heer, en oordeel over uw zaak’ (Psalm LXXIV,22) samen met hun embleem. De processie wordt bij het vallen van de nacht ontbonden maar de dominicanen geven blijk van hun hoogste gezag door de hele nacht te waken bij het podium.

Derde stap: maandag 30 mei, de viering
De veroordeelden, die nog van niets weten, worden voor dag en dauw uit hun cellen gesleept om gehuld te worden in het kleed der schande, het ‘gewijde boetekleed’. Uit de symboliek van de kluren en tekeningen waarmee deze versierd zijn kunnen ze enige aanwijzing krijgen over het lot dat hun te wachten staat.
Bij het krieken van de dag vertrekken ze in een processie. De veroordeelden houden een kaars in de hand, behalve de ter dood veroordeelden. Aan het hoofd van de processie schrijdt de nortaris van het Heilig Officie, gevolgd door de dragers van de kistn die het gebeente der doden bevatten en waarop een beeltenis van de overledene is aangebracht. Daarachter komen de boetvaardigen. Die dag waren dat er 19. Gevolgd door vier Reos (nieuwe christenen die veroordeeld waren omdat ze hervallen waren in het joodse geloof?). Op hun beurt werden z gevolgd door 41 verzoenden. Als laatsten van de veroordeelden kwamen de 9 ‘overgedragenen’, zeg maar ter dood veroordeelden. Deze laatsten dragen met vlammen beschilderde mijters en worden omringt door ‘onderichtende’ inquisiteurs. De ridders, allen familieres van de Inquisitie, krijgen de eer om de koffers te dragen waarin de vonnisen berusten. Zo bereiken ze de “cadalso”.
Dan begint de plechtigheid om negen uur ‘s morgens met een eedaflegging gevolgd door een mis. Een belangrijk onderdeel hiervan is de preek door een dominicaan. Ze moest overvloedige citaten uit de Schrift en van de kerkvaders bevatten. Een hoop verwensingen aan het adres van de hardnekkigen en een ovezicht van de helse folteringen... Daarna kwam de geloofsbelijdenis en een eindeloze en gedetailleerde voorlezeingvan de vonnissen.
Van lichtere straffen naar zware straffen volgt er een overzicht van de mogelijke vonnissen. De mins strenge vonnissen waren gebeden, pelgrimstochten, vasten, onderricht in een klooster. Om op een ezel door de straten te worden geleid was al een ergere straf. Soms ging die gepaard met honderd tot tweehonderd zweepslagen. Vaak vielen deze straffen samen met verbanning, de galeien, tijdelijke of ‘onvergeefelijke gevangenisstraf. Deze straffen werden onveranderlijk aangevuld met de geldboete namelijk de volledige confiscatie van de bezittingen.
Tijdens het voorlezen van de vonnissen verklaarden zich nog drie mensen van de overgedragenen berouwvol. Zij hoorden nu ook bij de verzoenden. De man (musselman) werd veroordeeld tot de galeien, de twee vrouwen (joden) tot levenslange gevangenisstraf.
Zo werd het middag. Het voorlezen van de vonnissen werd onderbroken om de inquisiteurs, hun aanhang en aan de lekendignistarissen de kans te geven uitgebreid te eten. Het ceremoniële banket werd opgediend op zeven reusachtige tafels en duurde vier uur. Ten slotte werd het voorlezen van de vonnissen verder afgewerkt.
Hierna worden de ter dood veroordeelden samen met de afbeeldingen en beenderen van de overledenen aan het wereldlijk gezag overgeleverd. Waarbij het Heilig Officie een routineus gratieverzoek formuleerde: “ Wij verzoeken u de veroordeelde welwillend en godvruchtig te behandelen zonder over te gaan tot zijn terdoodbrenging of heet vergieen van bloed.” Het was een nietszeggende formule want wie geweigerd zou hebben om de vonnissen uit te voeren, lipe het risico onmiddellijk geëxcommuniceerd en als ketter vervolgd te worden.
Alleen de inquisiteurs hadden de macht om tot op het laatste moment te beslissen wie ‘slechts’ door wurging zou sterven en wie levend zou verbranden. Soms werd de doodstrijd van de veroordeelden onnodig gerekt door de beul eerst de gezichten van de veroordeelden te laten verbranden met een brandende takkenbos. Of de takkenbossen waarop zee geketend waren, waren zo hoog geplaatst dat ze er met de hulp van de wind bijna twee uur overdeden om ‘eerder gebraden dan verbrand’ te worden.
Na deze terechtstellingen was de auto-da-fe nog niet gedaan. Laat op de avond werden de afzweringen in ontvangst genomen en de absoluties gegeven. Na het Te Deum dat dan volgde, werd er nog een nieuwe mis opgedragen. Maar het brave volk dat gedreven werd door zijn nieuwsgierighied (en sensatiezucht) was dan al weg. De verzoenden keerden terug naar de Inquisitie, de kleinere exeuties (geselingen doorheen de straten) werden de volgende dag hernomen en als beloning voor het geduld kreeg het publiek werden er de komende dagen stierengevechten voorzien.
Het merendeel van de veroordeelden moest het gele scapulier dragen als teken van schande. Een schande die zelfs werd overgedragen op hun kinderen en kleinkinderen. Want zelfs na hun dood werd de sanbenitos met hun naam, opgehangen in de kerk. De veroordeelden hadden dus geen ander vooruitzicht dan ellende en uitstooting uit de maatschappij.***Bron 6***

1478. Begin van de Spaanse Inquisitie

De jodenvervolgingen in Spanje
De jodenvervolgingen die vanaf de veertiende eeuw in Spanje plaatsvonden, het groeiende aantal bekeerlingen (conversos) en de belangrijke rol die ze iin de samenleving speelden, twijfels die kleefden aan de oprechtheid van de ‘nieuwe’ christenen, liggen aan de basis van de Spaanse Inquisitie. Hier is het begin duidelijk: de bul van paus Sixtus IV die in 1478 de katholieke vorsten Ferdinand en Isabella machtigden een Inquisitie in te stellen die losstond van de macht van de bisschoppen. Deze bul kwam op verzoek van de koning , die daartoe was aangezet door zijn biechtvader, de dominicaan Fray Tomás de Torquemada, en de aartsbisschop van Sevilla, Mendoza. Er worden drie inquisiteurs benoemd; ze tonen hun gestrengheid eerst in Andalusië. Op 6 februari 1481 vind de eerste auto-da-fe (daad van geloof) plaats.
***Bron 6: blz. 21***

1307/1324. Inquisiteur Bernard Gui in de Languedoc

Sinds 1252 en 1256 was inqusitoriale macht op zijn hoogtepunt gekomen, maar aan het begin van de veertiende eeuw probeerden de pausen (Clemens V en Johannes XXII), die klachten hadden ontvangen, de macht van de inquisiteurs in te perken. In de Languedoc kende het instituut van 1307 tot 1324 echter nog een grote tijd, met de beroemde Bernard Gui, wiens ‘Handboek’ de beste listen leert om alle ketters van dat moment in het nauw te drijven: Katharen (die al bijna verdwenen waren), Waldenzen, Begijnen (of Begarden of Fraticelli) en pseudo-apostelen.
***Bron 6: blz. 20***

1278. De Katharen van Sirmone

‡ De Inquisitie verbrand in 1278 in Sirmione alleen al 200 katharen.
***Bron 6: blz. 19***

1270. De achste en laatste kruistocht 1270.

Chronologie
1270. Lodewijk sterft voor Tunis.
***Bron 10: blz. 157***
Hoe kwam het einde van de kruistochten en wat heeft het opgebracht?
De achtste kruistocht, geleid door Lodewijk de Heilige (opnieuw, zie ook de zevende kruistocht), deert hem (Hulagu, leider der mongolen) niet, wantt de koning landt in 1270 in Tunis waar hij sterft. De Frankenn zijn verjaagd. Hun hoop ooit in Syrië terug te keren is vervlogen. Er bestaat nog een koning van Jeruzalem, maar die reggert alleen over Cyprus. Zo eindig een epos van eeuwen, dat aan beide zijden machtige en vermetele persoonlijkheden ten tonele heeft gevoerd. Het onbetwistbare resultaat: vijandschap, diep wantrouwen en wederzijds onbegrip, die verscheidene eeuwen zullen duren.
***Bron 10: blz. 126***

1252. Het absolutisme van de inquisiteurs

Foltering en onschendbaarheid
Het Absolutisme van de inquisiteurs wordt echter snel geconsolideerd door twee karakteristieke maatregelen: in 1252 wordt het hun toegestaan gebruik te maken van de foltering; in 1256 verleent Alexander IV hun het recht elkaar gratie te verlenen voor elke door hen begane onregelmatigheid en de excommunicatie van elkaar op te heffen. Vanaf dat moment zijn ze ‘gedekt’; hun volledige onschendbaarheid zal het machtsmisbruik en de wreedheden slechts aanmoedigen.
***Bron 6: blz. 20***

1248. De zevende kruistocht 1254.

Chronologie
1239. Prediking van de zevende kruistocht.
1248. Lodewijk de Heilige vertrekt voor zijn kruistocht en komt op Cyprus aan.
1249. Lodewijk neemt Damiate in; via Egypte wil hij het Heilige Land veroveren.
1250. Slag bij Mansoera en capitulatie van Lodewijk; hij verlaat Damiate in ruil voor zijn vrijheid; de Mamelukken nemen de macht in Egypte over.
1250.-1254. Lodewijk reorganiseert Palestina en Syrië; hij verlaat het Oosten.
***Bron 10: blz. 157***

1228. De zesde kruistocht 1229.

Chronologie
1229. Frederik II en El Kamil, sultan van Egypte, sluiten een verdrag; Jeruzalem wordt aan de Christenen teruggegeven, zonder dat eer een schot valt; Frederik II kroont zichzelf tot koning van Jeruzalem.
1239. Mislukking van de zesde kruistocht bij Gaza.
***Bron 10: blz. 156/157***
Hoe zag het verdrag tussen El-Kamil en koning Frederik II eruit?
Op 11 februari 1229 sluiten in Jaffa sultan El-Kamil en koning Frederik II een verdrag, waarbij de christenen ‘zonder strijd en zonder wapentuig’ Jeruzalem terugkrijgen. Alleen de tempelwijk met de Omar-moskee (Rotskoepel) en de El-Aksa-moskee blijven in mohammedaanse handen; de heilige grafkerk komt weer in het bezit van de christenen. Deze toestand duurtt niet lang, want na de dood van El-Kamil in 1238 volgt een burgeroorlog en een strijd tussen zijn beide zoons. In 1244 veroveren de Turken Jeruzalem opnieuw.***Bron 10: blz. 122***

1227. Het ontstaan van de basis van de inquisitie

Een commissie’ aan van twee dominicanen is de basis voor de Inquisitie
... Gregoruis IX stelt in 1227 ‘een commissie’ aan van twee dominicanen. In 1229 legt het verdrag van Parijs tussen Blanche van Castilië, optredend voor Lodewijk IX, en Raymond VII, graaf van Toulouse, de basis voor de Inquisitie in de Languedoc; spoedig zou deze Inqusitie wrden geïntroduceerd in het koninkrijk Frankrijk. Maar het jaar 1231 is belangrijker: Gregorius de IX kondigt zijn verschrikkelijke constitutie Excommunicamus af. De toepassing van de strafffen is nauwkeurig omschreveen: deberouwvolle ketter zal zijn hele leven penitentie doen in de gevangenis, in de murus largus of erger nog in de murus strictus, waar hij geketend blijft; voor de verstokte ketters is er de brandstapel waarvoor de wereldlijke macht zorg draagt. Daarnaast belast hij de fanatieke en brutale Konrad von Marburg met de repressie in Duitsland en stuurt hij de dominicaan Robert le Petit (bijgenaamd Robert le Bougre, een vroegere Kathaar) naar Frankrijk. Zo wer een echte brigade stoottroepen van het geloof gecreëerd, waqarvan de wreedheden en het machtsmisbruik de volkswoede zullen opwekken en soms zelfs de milde afkeuring van de Heilige Vader. Deze keer heeft de Inquisitie een stevige basis gekregen; met steun van de keizer verstrerkt zij haar macht nog door de bullen van Gregorius IX uit 1233. Alle dominicanen bezitten voortaan wettelijk gezag en het recht vonnissen te vellen zonder recht van beroep. De eerste twee die werden aangesteld, Pïerre Cella (vriend van Dominicus) en Guillaume Arnaud, die spoedig darna assistentie kregen van de franciscaan Étienne de Saint-Tibéri, ontketenden een verschrikkkelijke terreur in de Languedoc, terwijl le Bougre het koninkrijk Frankrijk teisterde. De term Inquisitio haereticai pravitatis deed voorgoed zijn intrede: het is het onderzoeken of, beter nog, het navorsen van de ketterse perversiteit (of verdorvenheid), de misdaad van majesteitsschennis ten opzichte van God.***Bron 6: blz. 19***

1221. De bedelorden en de inquisitie

Bedelorden gevolmacht om de ketterij met wortel en tak uit te roeien
Het is waar dat in de jaren die volgden op de dood van Dominigo de Guzman, de Inquisitie werd geïnstalleerd op bevel van de pauselijke en wereldlijke machthebbers; deze keer werd de volmacht van de paus om ‘de ketterij met wortel en tak uit te roeien ‘ toevertrouwd aan de bedelorden, in de eerste plaats de dominicanenen; de franciscanen speelden toen nog een ondergeschikte rol. Deze monniken werden bijzondere rechters die boven het publieke recht stonden en die buitengewone rechtbanken voorzaten.***Bron 6: blz. 18***

1217. De vijfde kruistocht 1221.

Chronologie
1217. Geleid door Johan van Brienne, koning van Jeruzalem, en Andreas II, koning van Hongarije.
1218.-1219. De kruisvaarders veroveren Damiate; de heilige Franciscus van Assisi in Egypte.
1221. Rampspoedige expeditie van de kruisvaarders tegen Cairo; verlies van Damiate.
Wat deed Fanciscus van Assis in Egypte?
***Bron 10: blz. 156***
Waarom gingen de kruisvaarders niet in op het vredesvoorstel van El-Kamil?
In 1219 biedt sultan El-Kamil de christenen een vredesvoorstel aan. Daarbij offereert hij de kruisvaarders in alle ernst heel Jeruzalem , midden Palestina en Galilea. Maar Pelagus, de patriarch van Jeruzalem en vertegenwoordiger van de paus, wijst het van de hand. Hij acht het niet juist om op vreedzame wijze met de ‘ongelovigen’ te onderhandelen. De onderneming eindigt in een mislukking.
***Bron 10: blz. 121***

1215. De heilige dominicus (en de katharen)

Domingo de Guzman (de heilige Dominicus) jaagde in de Languedoc op Katharen
...In 1215 stichte Domingo de Guzman, of de heilige Dominicus, de orde van de predikheren, die het jaar daarop door paus Honorarius III wordt goedgekeurd...
Ontdanks de vroeger gehuldigde traditie schijnt Dominicus inderdaad niet de eerste inquisiteur-generaal te zijn geweest en heeft hij evenmin een dergelijke opdracht van paus Innocentius III gekregen. Blijft over het feit dat hij met name in de Languedoc op Katharen heeft gejaagd en, zoals H.C. Lea opmerkte, ‘wanneer een ketter zich niet liet overtuigen, ging Dominicus, zoals alle andere ijverige missionarissen uit die tijd, opgewekt zijn plaats innemen aan de voet van de brandende brandstapel’...
***Bron 6: blz. 18***

1202. De vierde kruistocht 1204

Chronologie
1199. Fulco van Neuilly predikt de kruistocht die door Bonifatius II van Montferrat en Boudewijn IX van Vlaanderen zal worden geleid.
1204. De kruisvaarders nemen Constantinopel in; stichting van het Latijnse rijk in het Oosten (1204-1261).
***Bron 10: blz. 156***
Waarom werd tijdens de vierde kruistocht Constantinopel aangevallen?
Weer laait er geestdrift op voor een nieuwe kruistocht. Dit moet worden toegeschreven aan de paus en zijn hulpleger van predikers. Er komt een Vierde kruistocht, maar deze verloopt niet zonder moeilijkheden. Vanaf het eind van de 11de eeuw hebben de Italiaanse republieken in Byzantium buitensporige handelsprivileges gekregen. In 1182, tijdens een uitbarsting van vaderlandsliefde, vermoordt de bevolking van Constantinopel alle Latijnen die in de stad zijn. Om de Venetianen te betalen voor de pasage over zee naar het Heilige Land, verklaren de kruisvaarders zich bereid een omweg te maken over Constantinopel en de Venetianen te helpen wrak te nemen en hun handelspositie weer veilig te stellen. Ondnks de heftige tegenwerking van sommige groepen, besluit men hiertoe. Op 24 juni 1203 gaat de kruisvaardersvloot voor Constantinopel voor anker.
En dan wordt de kruistocht een complete rooftocht. Er begint een plundering zonder weerga. Alles wat in negenhonderd jaar aan waarde volle dingen en schatten in deze stad is verzameld, wordt weggesleept of zinloos vernield. De kruisvaarders stichten een Latijns keizerrijk in het Oosten, terwijl de Grieken in Nicea een Byzantijns keizerrijk in ballingschap stichten; Over een tocht naar het heilige land wordt niet meer gepraat. Deze kruistocht heeft zijn doel en zijn eind bereikt met de overwinning op geloofsgenoten.
***Bron 10: blz. 120/121***

1198. Oorsprong van de inquisitie

De ongelovige Keizer Fredrik II roeit de ketterse perversie uit
BEGIN-de inquisitie-1215
De ongelovige Keizer Fredrik II roeit de ketterse perversie uit
Velen zijn het er over eens dat de oorsprong van de Inquisitie is terug te voeren op het pontificaat van Innocentius III (1198-1216), die onmiddelijk na zijn wijding decretalen uitvaardigt tegen de ketters en zijn legaten, cristerciënzer monniken, op hen afstuurt. Hij wordt gesteunt door keizer Fredrik II die, hoewel zelf ongelovig, zich in 1213 verbindt ‘de ketterse perversie uit te roeien’ en later (1220-1234) een completere vervolgingscodex uitvaarigt. Door Innocentius IV opgenomen in de verzaling pauselijke wetten (ontdanks de excommunicatie van Grederik II in 1227).
***Bron 6: blz. 15/16***

1191. De val van het frankische koninkrijk jeruzalem

Saladin trekt als triomfator Jeruzalem binnen
De Franken worden in 1187 bij Hattin verpletterend verslagen. Al in 1183 van lafheid beschuldigd omdat hij heeft geweigerd slag te leveren met Saladin, gaat Guido onmiddellijk overstag, besluit slag te leveren en geeft zijn leger 3juli opdracht te vertrekken. Met meer dan zestigduizend man verspert Saladin hem de weg naar de bronnen van hattin. Raimond III raad hen aan zich te verschansen op een platteau , waarop zich als afgeknotte kegels twee ronde bulten verheffen die de Hoorns van Hattin worden genoemd. Daar worden ze volkomen door Saladin omsingeld. In volle wapenrusting en gekweld door een vreselijke dorst brengen de Franken de nacht door. De volgende morgen begint de slag. In het begin van de middag besluit Raimond III een uitbraakpoging te doen. Met al zijn ridders rijdt hij de bijand tegmoet. Demoslims pareren de uitval met een wonderlijke manoeuvre. Ze openen hun front, latenRaimond en zijn troepen door en sluiendan weer de rijen. Raimond ontkomt, maar de rest van het christelijke leger wordt stap voor stap meer bijeengedreven en jammerlijk afgemaakt. In één dag heeft Saladin de totale militaire macht van de Franken volledig vernietigd. Ze houden nog hun sadsmuren en kastelen over, maar wie moeten die verdedigen? Het land heeft geen leger, geen wapens, geen reserve meer.
De Sultan behandelt Guido van Lusignan als koning en spaart de levens van de gevangenen maar Reinout van Châtillon slaat hij eigenhandig het hoofd af. Tempeliers en hospitaalridders verklart hij tot gezworen vijanden van de islam. Dan begint hij aan een zegentocht. Een Arabische kroniekschrijver meldt da hij in enkele weken 52 steden verovert. In jeruzalem zeggen de Franken tegen Saladin: als u ons leven niet spaart, laten we geen levende ziel in de stad over en steken we alle moskeeën in brand alvorens strijdend ten onder te gaan. Op de dreigementen van het in brand steken van de Omar-moskee en het doden van alle moslims zegt Saladin : ‘Ik zal met jullie niet anders doen dan wat jullie in 1099 met de bevolking van Jeruzalem deden (zie 1096 de eerste kruistocht, Hoe verliep de verovering van Jeruzalem?): jullie hebben de inwoners vermoord of in slavernij weggevoerd en dergelijke wreedheden begaan.’
Dan stelt Saladin de voorwaarde dat iedere inwoner zich vrij moet kopen. Idere man moet 10dinar betalen (munten met een gezamelijke waarde van 40 gr. Goud), iedere vrouw en ieder kind 5. Voor de armen geldt een speciale prijs: 10 000 dinar voor zevenduizend armen. De patriarch en de burgerij dragen hun steentje bij, maar de militaire orden houden hun schatkisten gesloten. Saladin en zijn broer betalen zelf het vrijkopen van vele christenen. In totaal worden achtduizend Franken collectief vrijgekocht, tienduizend gratis vrijgelaten en tien- tot vijftienduizend als slaven verkocht. Vijfduizend gaan als dwangarbeiders naar Egypte. Op 2 oktober 1187 trekt Saladin als triomfator Jeruzalem binnen...
***Bron 10: blz. 112/116***
Saladins herovering van Jeruzalem
Op 20 september verschijnt Saladin met zijn leger voor Jeruzalem. We volgen het verslag van Ernoul, schildknaap van Balian van Ibelin.
‘ Toen hij het beleg sloeg voor de stad zond hij een boorschap dat de stad zich moest overgeven. Hij wilde de voorwaarden nog nakomen die hij had aangeboden toen hij hen naaar Aksalon ontbood, maar dan moesten ze nu de stad overgeven? Zij moesten goed beseffen dat hij en eed had afgelegd haar, als hij de stad moest belegeren, alleen gewapenderhand in te nemen. Maar de bewoners van Jeruzalem lieten hem zeggen dat zij hem de stad nooit zouden overgeven.’
Als de belegering voorduurt en Saladin de druk op de stad opvoert, sturen de christenen in de stad Balian van Ibelin naar Saladin. ‘Hij verscheen voor de sultan en zei hem dat de christenen in Jeruzalem de stad willen overgeven op voorwaarde van lijfsbehoud. Dat hadden zij hem opgedragen. Saladin antwoordde dat zij te laat waren.
Balian smeekt hem om genade te laten gelden. Hiertoe is Saladin bereid, maar dan moet er losgeld worden betaald. Als het door Saladin geëiste losgeld voor Balian en de zijnen te hoog is, is Saladin bereid tot verdere concessies, met name voor de gezamelijke afkoopsom voor de armen die de losprijs van 10 besant voor één man, 5 voor één vrouw en 1 voor één kind niet kunnen betalen. Men wordt het eens over de prijs van 30 000 besant voor zevenduizend mannen. Daarbij wordt bepaald dat twee vrouwen of tien minderjarige kinderen voor één man tellen. ‘Daar haalden zij de sleutels van de poorten en zonden deze naar Saladin. Deze was zeer verheugd ze te ontvangen en betuigde God de Heer zijn dank. Hij stuurde ridders en soldaten om de Davidstoren te bezetten en liet er zijn banieren op zetten. Alle stadspoorten liet hij sluiten, behalve die van David. Hierbij plaatste hij ridders en soldaten opdat de christenen de stad niet zouden verlaten. De Saracenen konden langs deze poort in- en uitgaan om te kopen wat de christenen hadden te verkopen.’
Dat is vrijdag 2 oktober. Saladin laar bekendmaken dat iedereen die zich wil vrijkopen de losprijs binnen veertig dagen bij de Davidstoren moet inleveren. Zo gebeurt het. Ernoul is vol lof over Saladin, die ervoor zorgt dat er geen enkele geweldpleging plaatsvindt. Dezelfde edelmoedigheid van Saladin bezit ook zijn broer, hier Saif ed-Din genoemd. ‘Toen allen die zichzelf konden vrijkopen en de armen die waren vrijgekocht Jeruzalem hadden verlaten, bleven er nog veel armen in de stad over. Daarom ging Saif ed-Din naar zijn broer Saladin en zei: “Heer, ik heb u met Gods hulp dit land en deze stad helpen veroveren en daarom verzoek ik u mij duizend armen die nog in de stad zijn als slaven af te staan.” Saladin vroeg hem wat hij met hen wilde doen, waarop hij antwoordde dat hij vrij over hen wilde beschikken als de sultan ze hem gaf. Daarop gaf Saladin zijn ambtenaren opdracht zijn broer duizend slaven te geven. En toen Saif ed-Din de duizend armen als slaven kreeg, gaf hij hun om der wille Gods de vrijheid.
Daarop kwam ook de patriarch en verzocht de sultan hem om Godswil een aantal armen te geven die zich niet konden vrijkopen en nog in de stad waren. Saladin gaf hem er vijhonderd, en de patriarch schonk hun de vrijheid. Daarop begaf Balian zich naar de sultan en vroeg hem om een aantal armen. Saladin gaf ook hem er vijfhonderd en Balian schonk hun de vrijheid. Daarop sprak Saladin tot zijn mannen: “Mijn broer heeft zijn weldadigheid bewezen, en de patriarch en Balian de hunne, nu zal ik ook de mijne tonen.” Hij gaf zijn ambtenaren in Jeruzalem bevel een kleine poort bij Sint-Lazarus te openen en wachten te plaatsen bij de poort van David. In de stad werd omgeroepen dat alle armen de stad moesten verlaten. Saladin gaf opdracht dat de soldaten allen die de poort van David uitgingen moesten onderzoeken. Als er iemand bij was die genoeg bij zich had om zich vrij te kopen, dan moest men hem dit afnemen en in de gevangenis werpen. Het onderzoek en het leiden van de stroom mensen duurde vann zonsopgang tot zonsondergang. De oude mensen die de stad mochten verlaten, werden door het poortje bij Sint-Lazarus weggevoerd. Op die wijze bewees Saladin zijn weldadigheid aan talloze armen. (...)
Nu zal ik u nog zeggen hoe edel Saladin handelde tegenover de naar Jeruzalem gevluchte vrouwen en dochters van de ridders, die in de strijd waren gesceuveld of gevangengenomen. Toen deze vrouwen zich hadden vrijgekocht en de stad hadden verlaten, begaven zij zich gezamenlijk naar Saladin om zijn genade in te roepen. Toen de sultan hen zag, vroeg hij wie ze waren en wat tze wensten. Daarop vroeg hij hun wat zij verlangden. In antwoord daarop smeekten zij hem hun om Godswil genade te tonen. Van sommigen hield hij de echtgenoten in gevangenschap. Die van anderen waren gevallen in de strijd, zij hadden hun goederen verloren-wilde hij hen om Godswil niet met raad en daad bijstaan? Toen Saladin hun tranen zag, kreeg hij medelijden en ook hij moest huilen. Tot de vrouwen wier echtgenoten nog leefden zei hij dat zij hem moesten meedelen of dezen gevangenzaten. Wie zich in gevangenschap bevond, zou hij de vrijheid schenken. En allen die men vond werden in vrijheid gesteld. Daarop gaf hij opdracht om aan de vrouwen en dochters wier mannen en vaders gesneuveld waren rijke toelagen te geven uit zijn schatkist, aan de een meer, aan de ander minder, al naar gelang hun stand. Zij ontvingen zoveel dat zij voor God en de wereld hun dank uitspraken voor de eer en de weldaden die Saladin hun had bewezen.
***Bron 10: blz. 136/137***

1191. De val van het frankische koninkrijk jeruzalem

Saladin trekt als triomfator Jeruzalem binnen
De Franken worden in 1187 bij Hattin verpletterend verslagen. Al in 1183 van lafheid beschuldigd omdat hij heeft geweigerd slag te leveren met Saladin, gaat Guido onmiddellijk overstag, besluit slag te leveren en geeft zijn leger 3juli opdracht te vertrekken. Met meer dan zestigduizend man verspert Saladin hem de weg naar de bronnen van hattin. Raimond III raad hen aan zich te verschansen op een platteau , waarop zich als afgeknotte kegels twee ronde bulten verheffen die de Hoorns van Hattin worden genoemd. Daar worden ze volkomen door Saladin omsingeld. In volle wapenrusting en gekweld door een vreselijke dorst brengen de Franken de nacht door. De volgende morgen begint de slag. In het begin van de middag besluit Raimond III een uitbraakpoging te doen. Met al zijn ridders rijdt hij de bijand tegmoet. Demoslims pareren de uitval met een wonderlijke manoeuvre. Ze openen hun front, latenRaimond en zijn troepen door en sluiendan weer de rijen. Raimond ontkomt, maar de rest van het christelijke leger wordt stap voor stap meer bijeengedreven en jammerlijk afgemaakt. In één dag heeft Saladin de totale militaire macht van de Franken volledig vernietigd. Ze houden nog hun sadsmuren en kastelen over, maar wie moeten die verdedigen? Het land heeft geen leger, geen wapens, geen reserve meer.
De Sultan behandelt Guido van Lusignan als koning en spaart de levens van de gevangenen maar Reinout van Châtillon slaat hij eigenhandig het hoofd af. Tempeliers en hospitaalridders verklart hij tot gezworen vijanden van de islam. Dan begint hij aan een zegentocht. Een Arabische kroniekschrijver meldt da hij in enkele weken 52 steden verovert. In jeruzalem zeggen de Franken tegen Saladin: als u ons leven niet spaart, laten we geen levende ziel in de stad over en steken we alle moskeeën in brand alvorens strijdend ten onder te gaan. Op de dreigementen van het in brand steken van de Omar-moskee en het doden van alle moslims zegt Saladin : ‘Ik zal met jullie niet anders doen dan wat jullie in 1099 met de bevolking van Jeruzalem deden (zie 1096 de eerste kruistocht, Hoe verliep de verovering van Jeruzalem?): jullie hebben de inwoners vermoord of in slavernij weggevoerd en dergelijke wreedheden begaan.’
Dan stelt Saladin de voorwaarde dat iedere inwoner zich vrij moet kopen. Idere man moet 10dinar betalen (munten met een gezamelijke waarde van 40 gr. Goud), iedere vrouw en ieder kind 5. Voor de armen geldt een speciale prijs: 10 000 dinar voor zevenduizend armen. De patriarch en de burgerij dragen hun steentje bij, maar de militaire orden houden hun schatkisten gesloten. Saladin en zijn broer betalen zelf het vrijkopen van vele christenen. In totaal worden achtduizend Franken collectief vrijgekocht, tienduizend gratis vrijgelaten en tien- tot vijftienduizend als slaven verkocht. Vijfduizend gaan als dwangarbeiders naar Egypte. Op 2 oktober 1187 trekt Saladin als triomfator Jeruzalem binnen...
***Bron 10: blz. 112/116***
Saladins herovering van Jeruzalem
Op 20 september verschijnt Saladin met zijn leger voor Jeruzalem. We volgen het verslag van Ernoul, schildknaap van Balian van Ibelin.
‘ Toen hij het beleg sloeg voor de stad zond hij een boorschap dat de stad zich moest overgeven. Hij wilde de voorwaarden nog nakomen die hij had aangeboden toen hij hen naaar Aksalon ontbood, maar dan moesten ze nu de stad overgeven? Zij moesten goed beseffen dat hij en eed had afgelegd haar, als hij de stad moest belegeren, alleen gewapenderhand in te nemen. Maar de bewoners van Jeruzalem lieten hem zeggen dat zij hem de stad nooit zouden overgeven.’
Als de belegering voorduurt en Saladin de druk op de stad opvoert, sturen de christenen in de stad Balian van Ibelin naar Saladin. ‘Hij verscheen voor de sultan en zei hem dat de christenen in Jeruzalem de stad willen overgeven op voorwaarde van lijfsbehoud. Dat hadden zij hem opgedragen. Saladin antwoordde dat zij te laat waren.
Balian smeekt hem om genade te laten gelden. Hiertoe is Saladin bereid, maar dan moet er losgeld worden betaald. Als het door Saladin geëiste losgeld voor Balian en de zijnen te hoog is, is Saladin bereid tot verdere concessies, met name voor de gezamelijke afkoopsom voor de armen die de losprijs van 10 besant voor één man, 5 voor één vrouw en 1 voor één kind niet kunnen betalen. Men wordt het eens over de prijs van 30 000 besant voor zevenduizend mannen. Daarbij wordt bepaald dat twee vrouwen of tien minderjarige kinderen voor één man tellen. ‘Daar haalden zij de sleutels van de poorten en zonden deze naar Saladin. Deze was zeer verheugd ze te ontvangen en betuigde God de Heer zijn dank. Hij stuurde ridders en soldaten om de Davidstoren te bezetten en liet er zijn banieren op zetten. Alle stadspoorten liet hij sluiten, behalve die van David. Hierbij plaatste hij ridders en soldaten opdat de christenen de stad niet zouden verlaten. De Saracenen konden langs deze poort in- en uitgaan om te kopen wat de christenen hadden te verkopen.’
Dat is vrijdag 2 oktober. Saladin laar bekendmaken dat iedereen die zich wil vrijkopen de losprijs binnen veertig dagen bij de Davidstoren moet inleveren. Zo gebeurt het. Ernoul is vol lof over Saladin, die ervoor zorgt dat er geen enkele geweldpleging plaatsvindt. Dezelfde edelmoedigheid van Saladin bezit ook zijn broer, hier Saif ed-Din genoemd. ‘Toen allen die zichzelf konden vrijkopen en de armen die waren vrijgekocht Jeruzalem hadden verlaten, bleven er nog veel armen in de stad over. Daarom ging Saif ed-Din naar zijn broer Saladin en zei: “Heer, ik heb u met Gods hulp dit land en deze stad helpen veroveren en daarom verzoek ik u mij duizend armen die nog in de stad zijn als slaven af te staan.” Saladin vroeg hem wat hij met hen wilde doen, waarop hij antwoordde dat hij vrij over hen wilde beschikken als de sultan ze hem gaf. Daarop gaf Saladin zijn ambtenaren opdracht zijn broer duizend slaven te geven. En toen Saif ed-Din de duizend armen als slaven kreeg, gaf hij hun om der wille Gods de vrijheid.
Daarop kwam ook de patriarch en verzocht de sultan hem om Godswil een aantal armen te geven die zich niet konden vrijkopen en nog in de stad waren. Saladin gaf hem er vijhonderd, en de patriarch schonk hun de vrijheid. Daarop begaf Balian zich naar de sultan en vroeg hem om een aantal armen. Saladin gaf ook hem er vijfhonderd en Balian schonk hun de vrijheid. Daarop sprak Saladin tot zijn mannen: “Mijn broer heeft zijn weldadigheid bewezen, en de patriarch en Balian de hunne, nu zal ik ook de mijne tonen.” Hij gaf zijn ambtenaren in Jeruzalem bevel een kleine poort bij Sint-Lazarus te openen en wachten te plaatsen bij de poort van David. In de stad werd omgeroepen dat alle armen de stad moesten verlaten. Saladin gaf opdracht dat de soldaten allen die de poort van David uitgingen moesten onderzoeken. Als er iemand bij was die genoeg bij zich had om zich vrij te kopen, dan moest men hem dit afnemen en in de gevangenis werpen. Het onderzoek en het leiden van de stroom mensen duurde vann zonsopgang tot zonsondergang. De oude mensen die de stad mochten verlaten, werden door het poortje bij Sint-Lazarus weggevoerd. Op die wijze bewees Saladin zijn weldadigheid aan talloze armen. (...)
Nu zal ik u nog zeggen hoe edel Saladin handelde tegenover de naar Jeruzalem gevluchte vrouwen en dochters van de ridders, die in de strijd waren gesceuveld of gevangengenomen. Toen deze vrouwen zich hadden vrijgekocht en de stad hadden verlaten, begaven zij zich gezamenlijk naar Saladin om zijn genade in te roepen. Toen de sultan hen zag, vroeg hij wie ze waren en wat tze wensten. Daarop vroeg hij hun wat zij verlangden. In antwoord daarop smeekten zij hem hun om Godswil genade te tonen. Van sommigen hield hij de echtgenoten in gevangenschap. Die van anderen waren gevallen in de strijd, zij hadden hun goederen verloren-wilde hij hen om Godswil niet met raad en daad bijstaan? Toen Saladin hun tranen zag, kreeg hij medelijden en ook hij moest huilen. Tot de vrouwen wier echtgenoten nog leefden zei hij dat zij hem moesten meedelen of dezen gevangenzaten. Wie zich in gevangenschap bevond, zou hij de vrijheid schenken. En allen die men vond werden in vrijheid gesteld. Daarop gaf hij opdracht om aan de vrouwen en dochters wier mannen en vaders gesneuveld waren rijke toelagen te geven uit zijn schatkist, aan de een meer, aan de ander minder, al naar gelang hun stand. Zij ontvingen zoveel dat zij voor God en de wereld hun dank uitspraken voor de eer en de weldaden die Saladin hun had bewezen.
***Bron 10: blz. 136/137***

1189. De derde kruistocht 1192.

Chronologie
1187. De aarsbisschop van Tyrus predikt een kruistocht die Frederik Barbarossa, Filips augustus en Richard Leeuwenhart zullen leiden.
1190. Barbarossa dringt Klein-Azië binnen, neemt Koknya in en sterft door verdrinking.
1191. Kruistocht van Filips Augustus en Richard Leeuwenhart; de laatste verovert Cyprus, neemt Akko in; Saladin bij Arsuf verslagen.
1192. Guido van Lusignan verwerft Cyprus; Hendrik II van Champagne koning van Jeruzalem; Koenraad van Montferrat, heer van Tyrus, door de assassijnen vermoord; Richard verslaat Saladin bij Jaffa; voor Jeruzalem lijdt hij een nederlaag en kkeert naar het Westen terug (hij zal als gevangene in Oostenrijk worden vastgehouden)
***Bron 10: blz. 156***

Katharen verwierpen het katholicisme

Op een dag in 1178 maakte aartsbosschop William van Reims met zijn gevolg te paard een uitstapje toeen een van hen, de jonge Engelsman Gervase van Tilbury, in een wijngaard een knap boerenmeisje zag. Gervase sprak haar aan en deed haar zelfs een amoureus voorstel. Blozend wees zij hem af en verklaarde dat het een zonde was als zij haar licham misbruikte en dat eeuwige verdoemenis het gevolg zou zijn. Gervase vermoedde dat het meisje lid was van een ketterse sekte die seks immooreel vond, daar het lichaam sleht de gevangenis van de ziel was. Ze brachten het meisje naar de stad, waar de aartsbisschop met haar discussieerde. Zij kon zijn argumenten niet weerleggen en vroeg of hij meet haa(r meesteres wilde praten.
De oude vrouw imponeerde degeestelijken met haar grotebijbelkennis en de vaardigheid waarmee zij elke tegenwrping pareerde. De twee vrouwen werden toch als ketters beschouwd en veroordeeld tot de brandstapel, maar voordat ze meegenomen werden, gooide de oude vrouw een bolletje draad uit het raam. Ze hield het ene eind van de draad in haar hand en riep: ‘Vangen!’ De berbaasde aanwezigen zagen haar opstijgen en achter het bolletje aan vliegen.
Het achtergebleven meisje weigerde haar standpunt te herzien en werd naar de brandstapel geleid. Ze leek het martelaarschap te omhelzen en toonde geen enkel teken van pijn toen de vlammen haar verteerden.
De twee vrouwen waren vermoedelijk strenge Katharen, die zich onthielden van seks en vlees. Katharen, die vooral in het Oosten veel voorkwamen, verwierpen het katholicisme en geloofden dat de ziel de schepping van God was en het lichaam die van de duivel. De spirituele leiders, de zuiveren, legden hun hand op stevende gelovigen zodat hun geest uit de materiële werld bevrijd en de reïncarnatiecyclus doorbroken werd. De Kerk beschuldigde de Katharen van geheime nachelijke bijeenkomsten, seks buiten het huwelijk en incest. Ook zouden zij de duivel aanbidden in de vorm van een zwarte kat. Een enkeling denkt dan ook dat ‘Kathaar’ van ‘kat’ komt, maar waarschijnlijk is het woord afgeleid van het Griekse woord voor ‘zuiver’: katharoi.
***Bron 7: blz. 126***

1169 Saladin (politiek begin)

1147-kruistochten-1189
De wreedheid van Reinout van Châtillon
De Latijnse staten hebben vrede en tijd nodig om een eenheid te vormen. Reinout van Châtillon verbreekt in 1187 het wapenstilstandsverdrag. Reinout overvalt opnieuw een grote karavaan, die van Damascus naar Cairo gaat. Hij ‘maakt alle goederen, dieren en wapens buit’ en neemt velen gevangen, die hij ‘in de gevangenis werpt’. Nu is voor Saladin de maat vol. Hij eist de uitlevering van een gevangengenomen naast familielid en de buit. Arrogant wijst Reinout dit verzoek af en Saladin kiest voor de oorlog. En zo wordt , zoals een kroniekschrijver meldt, ‘de beroving van een karavaan de aanleiding voor de ondergang van het koninkrijk Jeruzalem’. Saladin is op dat ogenblik op het toppunt van zijn macht. Het koninkrijk Jeruzalem is geïsoleerd en verzwakt, het vorstendom Antiochië heeft een verdrag gesloten met Saladin en Reinout van Châtillon en Raimond III van Tripoli zijn afgevallen.
Reinout van Châtillon wordt in 1153 prins van Antiochië. Al meteen toont hij zijn wreedheid aan patriarch Aimeric van Limoges, die het vorstendom heeft bestuurd. Hij beschuldigt hem van samenzwering, laat hem opsluiten in de vestingtoren en tot bloeodens toe geselen. Daarna worden hoofd en wonden ingesmeerd met honing en stelt men de naakte oude man in de brandende zon bloot aan de steken van vliegen en wespen.
***Bron 10: blz. 110***
Saladin trekt als triomfator Jeruzalem binnen
(Zie 1191. De val van het Frankische koninkrijk Jeruzalem)
Over Saladin
Saladin had niet alleen maar aanhanger in de islamitische wereld. De kalief was achterdochtig en de Zengiden bleven in hem een overweldiger zien. Zijn voorbeeld inspireerde verscheidene Arabische leiders in zijn tijd. Bij de Fraken stond zijn aanzien van meet af aan vast. Een verslag van zijn secretaris Baha ad-Din Ibn Shaddad.
Voorbeelden van Saladins vijgevigheid
De Profeet heeft gezegd: ‘Wanneer de vrijgevige mens struikelt, pakt God zijn hand’; er zijn meer uitspraken over vrijgevigheid overgeleverd. Saladins vrijgevigheid was algemeen bekend. Ik beperk mij hier tot enkele voorbeelden. Toen hij stierf bezat hij niet meer dan 47 drachme en een Tyrisch goudstuk. Hele provincies gaf hij weg. Hij veroverde Amida (in Mesopotamië). De zoon van Qara Arslan vroeg hem erom en hij gaf het hem. Ik heb zelf gezien hoe een hele rij afgevaardigden in Jeruzalem voor hem bijeen waren, toen hij had besloten naar Damascus e gaan en er niets meer in zijn schatkist was wat men hun had kunnen geven. Ik stond er echter op zeodat hij uiteindelijk een dorp verkocht dat staatsbezit was en wij de opbrengst daarvan onder hen verdeelden zonder dat er een drachme overbleef. Hij gaf in tijden van gebrek en in tijden van overvloed. Zijn schatmeesters hielden steeds heimelijk wat achter de hand voor als er plotseling geld nodig was. Ze wisten heel goed: als hij had geweten dat dat geld aanwezig was, had hij hett uitgegeven.
Zijn moed en standvastigheid
De volgende uitspraak van de Profeet is aan ons overgeleverd: ‘God heeft de moed lief, zelfs al doodt iemand maar een slang.’ Saladin was werkelijkeen van de moeigste mensen, standvastig en onverschrokken in gevaren. Ik zag hem eens in een gevech tegenover een groot aantal Franken, die onophoudelijk versterking kregen, maar zijn moed en vasthoudendheid namen toe. Op één avond landden meer dan zeventig vijandelijke schepen. Ik heb ze getld van het namiddaggebed tot zonsondergang. Maar hij scheen daardoor alleen maar moediger te worden. Aan het begin van de winter had hij zijn troepen verlof gegeven. Hij bleef alleen over met een klein detachtment en moest het opnemen tegen de sterke vijandelijke strijmacht. (...)
Elke dag wilde hij beslist een of twee maal op verkenning. Midden in het gevecht ging hij dan door de gelederen, alleen begeleid door een page die een paard aan de teugel had. Dan ging hij alle troepen van de rechter- naar de linkervleugel langs en gaf aanwijzingen. Vanaf hoger gelegen plaatsen sloeg hij de vijandelijke bewegingen gade en leidde de gevechten. Ondertussen luisterde hij naar iemand die hem gedeelten voorlas uit de traditioniele literatuur. Dat zijn mijn egen waarnemingen. Ik had gezegd dat de traditionele literatuur werd gelezen op elke waardige plaats, maar dat men nog nooit hed gehoord dat ze werd gelezen tussen voor het gevecht opgestelde troepen. Ik zie: ‘En als Uwe Majesteit het wil, dat men dat van u vertelt, zou dat heel mooi zijn.’ Hij stond het toe. Er werd een hoofdstuk gebracht en iemand, die het volgens de voorschriften had bestudeerd, las het voor terwijl wij allen te paarrd zaten en tussen de twe opgestelde legers reden. Nooit is mij opgevallen dat de vijanden hem te talrijk of te machtig zouden zijn geweest. Hij overdacht alles zeer goed, ging na welke mogelijheden er waren en nam dan maatregelen, zonder in toorn te ontsteken. Toornig werd hij nimmer. Op de dag van de grote slag in de vlakte van akko werden de moslims teruggeslagen. Trommels en vaandels vielen, maar hij hield met een handjevol manschappen net zo lang stand, todat hij zich et al zijnmensen op een heuvel kon terugtrekken. Daar schold hij hen uit en leidde hen terug in de strijd. Uteindelijk gaf God die dag de moslims de overwinning, met ongeveer zevenduizend gesneuvelden onder ruiterij en infanterie. Hij hkield niet op sijn mennen in het veld te brengen tegen vijanden die vere in de meerderheid waren, totdat duidelijk werd dat de moslims heet sttrijden moe waren. Toen besloot hij in te gaan op de door de Franken aangeboden vredesonderhandelingen. Zij waren nog meer afgemat dan wij en hadden nog grotere verliezen geleden. Maar anders dan bj ons wachtten zij de versterkingen. Dus het was voor ons voordeliger vrede te sluiten, zoals erna ook bleek toen het lot onthulde wat het voor ons verborgen had gehouden.
Over zijn menselijkheid
Op zekere dag stapte hij van zijn paard en werd hem zijn maaltijd opgediend. Daarop wilde hij opstaan, maar men zei hem dat het uur voor he gebed nabij ws. Hij ging weer zitten en zei: ‘Late we dan bidden en daarna gaan slapen.’ Hij was moe. Iedereen, behalve zijn oppassers, had zich al terggetrokken. Toen kwam er een oude Mameluk die Saladin heel hoogachtte. Hij gaf hem een verzoekschrift van een strijder in de heilige oorlog.’Nu ben ik moe,’ zei de sultan, ‘ geef mij dat later’. Maar de man hoorde dat niet en heild het verzoekschrift vlak voor de ogen van de verheven heerser, zodat hij het kon lezen. Saladin las de naam van degene, die hem had geschreven en zei: ‘Een verdienstelijk man.’ ‘Welnu,’ zei de Mameluk, ‘wil Uwe Majesteit er dan uw placet onder zetten.’ ‘Maar wij hebben hier geen inktkoker,’ antwoordde Saladin, want hij zat voor de ingang van de tent, zodat niemand naar binnen kon. De inktpot stond in de tent en die was zeer groot. Maar de Mameluk zei: ‘Daar staat de inktpot, achter in de tent!’ Dat betekende niets anders dan dat hij hem verzocht de inktpot te halen. De sultan draaide zich om, zag hem en zei: ‘Bij Allah, dat is waar! ‘ Hij pakte de inktpot en ondertekende. Toen merkte ik opk:’God zegt van zijn Profeet: “Gij zijt werkelijk een edelmoedig mens en mij dunkt dat Uwe Majesteit deze eigenschap met hem gemeen heeft”. ‘Saladin antwoordde: ‘Het heeft ons niets gekost: wij hebvben zijn wens vervuld en zijn daarvoor beloond.’ Eens bracht een wachtpost een huilende vrouw bij Saladin. ‘Die daar,’ zei de wacht, ‘komt van de Franken en heeft gevraagd haar bij de sultan te brengen, hier is zij dan. ‘De sultan beval de tolk haar te vragen wat zij wilde. Ze verttelde dat de dag ervoor plunderende moslims haar tent waren binnengedrongen en haar dochtertje hadden gestolen. ‘De hele nacht, van gisteravond tot vanmorgen, ben ik bezig geweest hulp te krijgen en onze hoofdmannen hebben me gezegd: “De koning van de moslims is medelijdend. We zullen je naar hem toe laten gaan en je moet hem dan maar om je dochter vrageen. “Zo hebben ze me laten gaan. Alleen nog van u hoop ik mijn kind terug te krijgen.’
Saladin was zeer ontroerd door medelijden en tranen stonden hem in de ogen. Ogenblikkelijk liet hij het meisje zoeken en er was nog geen uur voorbij toen de ruiter met het kind op de arm terugkeerde. De moeder wierp zich bij het zien van haar kind op de grond en drukte haar gezicht in het stof. Wij huilden samen met haar. Zij wierp een blik naar de hemel zonder dat wij konden verstaan wat zij zei. Toen werd haar haar dochtertje teruggegeven enbracht men haar naar het kamp terug.
Naar Baha ad-Din Ibn Shaddad
***Bron 10: blz. 143/146***
Saladins herovering van Jeruzalem
(Zie 1191. De val van het Frankische koninkrijk Jeruzalem)

1147. De tweede kruistocht 1499

1146-kruistochten-1169
Chronologie
1146. De heilige Bernard predikt de Tweede kruistocht te Vézelay; Lodewijk VII en Koenraad III krijgen de leiding.
1148. Het beleg van Damascus geen succes; Koenraad en Lodewijk keren naar Europa terug.
***Bron 10: blz. 155***
Waarom is men aan een tweede kruistocht begonnen?
De val van Edessa brengt de tweede kruistocht op gang. Deze wordt niet gepredikt door de paus maar ddoor de heilige Bernardus van Clairvaux, de invloedrijkste geestelijke in die tijd. Bernardus predikt niet alleen in Frankrijk, maar ook in Duisland; Wat Urbannus II en Peter de Kluizenaar voor de eerste kruistocht zijn geweest, wordt Bernardus voor de tweede.
De organisatie van de onderneming ligt in handen van de jonge vrome koning Lodewijk VII, koning van Frankrijk, en Koenraad III, keizer van Duitsland.
Wie was de heilige Bernardus van Clairvaux?
***Bron 10: blz. 83***

1146. Nur ed-din (politieke begin)

1120-kruistochten-1147
Nur ed-Din is een Turk en, evenals de Franken, voor de Arabische bewoners van Syrië een vreemdeling. Maar in tegenstelling tot de Franken heeft hij het reilen en zeilen in de plaatselijke gemeenschappen altijd gerespecteerd. Hij is de baas over hen, maar hij steunt op de beginselen volgens welke zij worden bestuurd. En hij is moslim. Er is geen enkel bezwaar tegen een vreemdeling die de macht uitoefent als hij moslim is, de voorschriften van de islam in acht neemt en de traditionele instellingen eerbiedigt. Zo worden de Turken langzaam in de Syrische gemeenschappen opgenomen. Ze hebben de baa over hen kunnen spelen en hen kunnen verenigen, omdat ze niets overhoop hebben gehaald.
Voor Nur ed-Din is de djihaad zowel een ideologie als een staatszaak. Die ideologie steunt op drie hoofdpunten: een onoverbrugbare kloof tussen Franken en moslims, verzet tegen de tijdgenoten die hier onverschillig tegenover staan, en oproep tot de heilige oorlog. Zengi is de eerste die deze ideeën zo heeft geformuleerd. Aan de vooravond van het innemen van Edessa heeft hij erop aangedrongen tegen de Franken een ‘otale’ oorlog te voeren, net zolang tot ze geheel verdwenen zijn. Nur ed-Din maakt van e djihaad een volledige theorie. Aan de inhoud ervan voegt hij twee dingen toe: de uitzonderlijke heiligheid van Jeruzalem en het heilige land, en de noodzaak om in het Midden-Oosten de politieke eenheid van de islam te verwezenlijken. Het laatste is voorwaarde voor dedjihaad tegen de Franken en berust dus op een krachtige geestelijke beweging die de gemoederen al een eeuw bezighoudt: het hersel van de orthodoxie en de heroprichting van het soennisme. Zo wordt het hèt fundament voor een belangrijke volksbeweging.
***Bron 10: blz. 87/88***

1139. Concilie van Lateranen veroordelt de Katharen voor de tweede keer

Opnieuw een veroordeling van de Katharen en het burgerlijk gezag kreeg het bevel hen te vervolgen.
***Bron 6: blz. 15***

1119. De tempeliers of de ‘fratres miltiae templi’ 1310.

1098-kruistochten-1146
Hoe zijn de tempeliers ontstaan?
...Tussen 1120 en 1130, vormt zich in het Heilige Land een andere groepje, dat zich ook gaat toeleggen op de bescherming van pelgrims en de bestrijding van de moslims. Zij staan onder leiding van een Franse ridder uit Champagne, Hugo Payns. Boudewijn II geeft hun een vleugel van zijn paleis die daarvoor als moskee is gebruikt. En omdat de christenen menen dat deze moskee op de plaats van de tempel van Salomo staat, noemen de nieuwe bewoners zich ‘fratres miltiae Templi’ of tempeliers. Deze orden hebben aanvankelijk alleen een militaire taak. Ze spelen een beslissende rol bij de grensverdediging en het bewaken van kruisvaardersburchten. De orden vormen een onafhankelijke groep, ze zijn voorstanders van oorlog voeren en hun opvattingen stroken lang niet altijd met die van de vorst. Maar ze zijn te machtig geworden om ze weer in het gareel te brengen.
De schilden van de tempeliers zijn zwart met wit en een rood kruis op een witte ondergrond. De ridders hebben dit kenteken genomen om te herinneren aan de gelofte van armoede die zij hebben afgelegd. In werkelijkheid zijn deze militaire orde echter zeer vermogend.
***Bron 10: blz.73***
Hoe waren ze georganiseerd?
De tempeliers waren evenals de johannieters verdeeld in ridders, kapelaans en servientes, van wie der idders een witte mantel met rood kruis droegen, en de anderen een zwarte of bruine mantel. Verder kenden ze gastridders, die tijdelijk in hun gelederen streden zonder zelf tempelier te zijn... Hoewel de tempeliers ook enige ziekenzorg aan hun werkzaamheden toevoegden, handelde hun regel toch alleen over hun leven onder elkaar en hun militaire activiteit.
Wie warren de johannieters, de Duitse Orde?
***Bron 10: blz.75***
De tempeliers
‘Ongeveer in dezelfe tijd waarin de jonhannieters hun werkterrein uitbreidden, wormde zich in het heilige land een groepje dat zich ook op de bescherming van pelgrims en de bestrijding van mohammedanen toelegde. Zij stonden onder leiding van een Franse ridder uit Champagne, Hugo van Payns, die in 1119 met zeven metgezellen dekloostergeloftenaflegde in handen van de patriarch van Jeruzalem. De koning van de kruisvaardersstaat Jeruzalem, Boudewijn II, stond hun een vleugel van zijn paleis af die eerder als oskee was gebruikt; Omdat de christenen meenden dat deze moskee op de plaats van de Tempel van Salomo stond, noemden zij zich “fratres militiae Templi” of tempeliers. Zij hadden aanvankelijk een militaire taak, dus niet die van ziekenverpleging, en leefden volgens een regel die an dit doel was aangepast. Deeerste jaren wer die regel alleen mondeling doorgegeven, maar al spoeig voelden zij behoefte aan een schriftelijke vorm. Daartoe trok Hugo van Payns weer naar Frankrijk, waar op initiatief van Bernard, abt van het cisterciënzerklooster Clervaux, in 1128 in Troyes een groot co cilie werd belegd in tegenwoordigheid van de belangrijkste kerkelijke personen van die dagen. Dit concilie stelde de regel van de tempeliers vast en Bernard van Clairvaux kreeg opdracht deze op te schrijven.
Een opvallende activiteit van de tempeliers was al spoedig hun optreden als bankiers. Het begon op kleine schaal doordat zij leningen verstrekten tegen grodbezit als onderpand voor pelgrimsreizen naar het heilige land. De opbrengst vandie grond gold als een geoorloofde vorm van rente: want de Kerk keurde in die tijd de bij ons bekende en normale vorm van rente af als woeker. Al spoedig namen de geldzaken van de orde evenwel zo’n omvang aan, dat ook de paus en de koningen van Engeland en Frankrijk bij hen geld leenden en krediet kregen. Zelfs werd in de 13de eeuw de koninklijke schatkist van Frankrijk in hun Temple te Parijs bewaard. Hoewel Frankrijk en Engeland het geleende geld gebruikten om oorlog tegen elkaar te voeren, raakten de tempeliers toch niet onderling bij deze twisten bedtrokken. Zij behoorden tot een internationale broederschap, die zich ondanks bankiersdienst aan koningen niet tot nationalistische partijdigheid liet ophitsen. Als er al twisten waren, gingen deze over de rivaliteit met de johannieters en verdeling van rechten en plichten in het heilige land.
De rijkdommen van de tempeliers wekten wel de afgunst van de Franse koning Filips IV, vooral omdat de orde na de val van Akko in 1291, toen de laatste kruisridders het heilige land moesten verlaten, eigenlijk geen bestaansrecht meer had. Daardoor gaf hij te makkelijk gehoor aan de roddel die vanaf 1305 door een zekeré Esquiu van Floyran werd verspreid dat de tempeliers zich schuldig zouden maken aan ketterij, afgodendienst en homoseksualiteit. Dit leidde in 1307 tot hun massale arrestatie in Frankrijk en een monsterproces, waaraan ook de paus zijn medewerking verleende en waarin door folteringen van de inquisitie allerlei valse bekentenissen werden afgedwongen. De grootmeester dacht de zaak te redden door bekentenissen af te leggen in de hoop die later weer met beroep op dwang te kunnen herroepen; maar dit vond toen geen geloof meer. Het gevolg was dat in 1310 bijna zeventig broeders levend werden verbrand en de orde in 1312 door de pus werd opgeheven. De grootmeester vond twee jaar erna ook de dood op de brandstapel. De goederen van de orde buiten Spanje en Portugal werden toegewezen aan de johannieters, na aftrek van de kosten van het proces. In de praktijk kwam het erop neer dat de Franse koning in zijn eigen land de goederen aan zich trok, maar dat ze elders grotendeels aan de johannieters werden overgedragen, zoals de commanderij Ter Brake bij Alphen in Noord-Brabant. In Intalië, Spanje, Portugal en Engeland werden de tempeliers niet schuldig verklaard; in Spanje werd voor hen en hun goederen als nieuwe organisatie de orde van Montesa gesticht, in Portugal de Christusorde.’
***Bron 10: blz. 139/140 ***

G CONCILIE: 1128. Het concilie van troyes stelt de regels voor de tempeliers vast
Omdat Boudewijn II hem naar Frankrijk heeft gezonden om hulp te zoeken is Hugo Payns aanwezig op het concilie van Troyes in 1128. Dit concilie stelt de regels voor de tempeliers vast. Men zal zowel de tempeliers als de johannieters hun onafhankelijkheid tegenover de Kerk en koning verwijten.
***Bron 10: blz. 72***

CONCILIE: 1119. Concilie van toulouse veroordeeld de Katharen

Veroordeling van de Katharen (waarvan de benaming ketter is afgeleid)
Wie waren de Katharen en waar geloofden ze in?
***Bron 6: blz. 15***

DE KRUISTOCHTEN: 1099. De verovering van jeruzalem door de christenen 1191.

Het einddoel van hun bedevaart
Als de kruisvaarders in 1099 Jeruzalem bereiken, maakt een onbeschrijfelijke emotie zich an hen meester. De stad schittert in de zon. De kruisvaarders houden haar voor het hemelse Jeruzalem. Zij geloven niet de erfgenamen te zijn van Israël, maar Israël zelf, het volk van God. ‘ Ze konden hun tranen niet bedwingen; Ze wierpen zich op hun knieën en dankten de God, dat hij het hun vergund had, het einddoel van hun bedevaart te bereiken, de Heilige Stad, waar onze Heiland de wereld had willen redden. Het was aangrijpend het gesnik van al die mensen te horen!’ volgens de kroniekschrijvers.
Op 13 juni roepen zij een vasten uit alvorens de stad te bestormen. Die bestorming mislukt: ze hebben geen ladders. Overtuigd van een wonder, hebben ze niet gezorgd voor belegeringswerktuigen. Al gauw worden ze in het nauw gedreven door gebrek aan water, leeftocht, materialen en vaklieden. Gelukkig arriveert in Jafa een Genuees eskadr met materiaal en timmerlieden.
Nog maar twaalfduizend man, uitgehongerd en belegerd, bieden de Franken een trieste aanblik. Opnieuw roepen zij een vasten uit. Op 8 juli trekken de kruisvaarders met knorrende magen, biddend en psalmen zingend om de Cyclopische muren van Jeruzalem, waarachter het einddoel van hun tocht, het graf van de Verlosser, ligt. Zij zijn Israël rondom de muren van Jericho, maar deze muren blijven overeind staan. Op 10 juli gaan ze tot de aanval over en 15 juli stormen ze over de muur en en nemen de stad in. Twee dagen van plundering en moord volgen. De veroveraars van Jeruzalem doden, als zij het einddoel van hun bedevaart hebben bereikt, alle inwoners van de stad van Christus, alle moslims, alle joden. Zij zijn bezeten van haat en moordlust en uitzinnig belust op buit. Ze vinden en pakken wat ze hebben gezocht: goud, zilver, zijden stoffen, gouden en zilveren lampen.
Deze ‘bloedige taak’ van de kruisvaarders maakt in de hele wereld, maar vooral in die van de islam een verpletterende en onuitwisbare indruk.
Na de inname van Jeruzalem zijn de kruisvaarders, armen, geestelijken en ridders eenstemmig van oordeel dat de stad moet worden behouden en verdedigd. Over hoe dit moet gebeuren verschilt men echter van mening. De armen en geestelijken willen een soort kerkelijke staat geleid door een patriarch, die door de paus moet worden benoemd en als diens plaatsvervanger moet optreden. De vorsten spreken zich uit voor een wereldlijke macht, geënt op het feodale voorbeeld in hun vaderland.
***Bron 10: blz.45/53***
Christelijke getuigenis van de verovering van Jeruzalem
Een van de belangrijkste bronnen voor de eerste kruistocht is de Anonymi Gesta Francorum. Bohemundis daarin de grote leider. Over de inname van Jeruzalem door de kruisvaarders wordt verteld:
‘Toen namen onze heren maatregelen om de stad met belegeringswerktuigen in te nemen om het graf van onze Verlossser te kunnen vereren. Zij lieten twee houten kastelen bouwen en nog tal van andere wrktuigen. Hertog Godfried liet zijn kasteel met belegeringswerktuigen uitrusten en graaf Raimond ook. Het hout hiervoor lieten ze uit verre streken halen. Toen de Saracenen zagen dat wij deze werktuigen bouwden, versterkten zij de stad op voortreffelijke wijze en trokken ‘s nachts de torens hoger op. (...)
Woensdag en donderdag vielen we de sta van alle kanten hevig aan. Maar wij drongen niiet binnen voordat de bisschoppen en priesters met hun predikaties en vermaningen hadden bereikt dat allen ter ere van God rondom Jeruzalem een processie hielden die gepaard ging met gebed, vasten en het geven van aalmoezen. Vrijdagochtend vielen wij de stad weer van alle kanten aan, maar zonder iets uit te richten. Wij waren allen verbaasd en bevreesd. Toen het uur naderde warop onze Heer Jezus Christus het niet onwardig achtte woor ons aan het kruis te lijden, streden onze ridders, hertog Godfried en zijn broer Eustachius, op het kasteel. Op dat ogenblik beklom een van onze ridders, Letold, de muur. Toen hij boven was, vluchtten alle verdedigers van de muren naar de stad. De onzen achtervolgden hen onder moord en doodslag tot aan de Tempel van Salomo, waar zo’n slachting plaatsvond dat de onzen tot aan hun enkels in het bloed stapten.
Graaf Raimond leidde zijn troepen aan de zuidkant en bracht zijn houten kasteel tot bij de muur. Maar het kasteel werd door een gracht van die muur gescheiden en men leit omroepen dat ieder die drie stenen in de gracht gooeide 1 dinar ontving. Het duurde drie dagen en nachten tot de gracht vol was. Toen werd het kasteel tegen de muur geduwd. De verdedigers van de stad verweerden zich echter hevig met vuur en stenen. Toen de graaf hoorde dat de Franken al in de sta waren zei hij tegen zijn mannen: “Waar wachten jullie nog op? De mannen uit Noord-Frankrijk zijn al in de stad!”.
Daarop gaf de emir, die het bevel voerde in de Toren van David, zich over aan de graaf en opende de poort waar de pelgrims hun belasting plachten te betalen. De kruisvaarders drongen de stad binnen en vervolgden de Saracenen onder moord en doodslag tot de Tempel van Salomo, waarbij de vijand zich verzamelde en de hevigste tegenstand van de hele dag bood, zodat de Temole droop van het bloed. Uiteindelijk, toen het verzet van de heidenen was gebroken, maakten de onzen zich van vele mannen en vrouwen in de Tempel meester, die ze al naar hun goeddunken doodsloegen of in leven lieten. Op het achterdak van de Tempel had zich ook een groot aantal heidenen vanbeide seksen verzameld aan wie Tracred en Gason van Béarn hun baniers gaven. Het duurde niet lang of de kruisvaarders liepen door de hele stad, maakten goud, zilver, paarden en muilezels buit en plunderden huizen waar van alles te halen viel.
Anonymi Gesta Francorum
***Bron 10: blz.134/135***
De inname van Jeruzalem volgens een Arabische geschiedschrijver
‘De Franken trokken dus naar Jeruzalem, nadat ze Akko tevergeeds hadden belegerd. Veertig dagen hielden ze de stad omsingeld. Ze bouwden twee torens, een ervan aan de kant van de berg Sion, maar de moslims staken deze in brand en dooden allen, die erin zaten. Nauwelijks was dit gebeurd of er kwam een bode met de noodkreet dat de stad aan de andere kant was ingenomen. Inderdaad namen de Franken de stad van de andere kant in. Dat gebeurde op vrijdagochtend 22 sja’ban 492 (15 juli 1099). De inwoners werden aan de vernietinging prijsgegeve. De Franken bleven een week in de stad en vermoordden in die tijd alle inwoners. Een groep verschanste zich in het bedehuis van David en bood enkele dagen verzet. Nadat de Franken hadden beloofd hen te zullen sparen, gaven ze zich over. De Franken hielden woord en trokken ‘s nachts weg in de richting van Aksalon, waar ze zich vestigden. In de Aksa-moskee daarentegen doodden de Franken meer dan zeventigduizend(!) moslims, onder wie vele imams, theologen, vromen en asceten die hun land haadden verlaten om in afzondering op deze heilige plaats te leven. Uit de Rotskoepel roofden de Franken meer dan veertig zilveren luchters, die elk meer dan 3600 drachme (zo’n 14 kg.) wogen, een grote zilveren luchter van veertig Syrische pond, nog honderdvijftig kleinere zilveren luchters en meer dan twintig gouden, een enorme buit. De Syriche vluchtelingen, onder wie kadi Abu Sa’d al-Harawi, kwam in de maand Ramadan in Bagdad aan. In de kanselarij van de kalief gaven ze een ooggetuigenverslag, waardoor allen ttranen in de ogen kregen en dat het hart brak. Vrijdags kwamen ze in de Grote Moskee en smeekten om hulp. Huilend vertelden ze wat de moslims in deze heilge stad hadden geleden: mannen vermoord, vrouwen en kinderen gevangen, alle have en goed geroofd. Door het grote onheil dat hen had getroffen, braken ze zelfs het vasten.’
Ibn al-Athir (1160-1234) schreef in zijn Volledige Geschiedenis over de inname van Jeruzalem
***Bron 10: blz.135/136***