dinsdag 5 februari 2008

1169 Saladin (politiek begin)

1147-kruistochten-1189
De wreedheid van Reinout van Châtillon
De Latijnse staten hebben vrede en tijd nodig om een eenheid te vormen. Reinout van Châtillon verbreekt in 1187 het wapenstilstandsverdrag. Reinout overvalt opnieuw een grote karavaan, die van Damascus naar Cairo gaat. Hij ‘maakt alle goederen, dieren en wapens buit’ en neemt velen gevangen, die hij ‘in de gevangenis werpt’. Nu is voor Saladin de maat vol. Hij eist de uitlevering van een gevangengenomen naast familielid en de buit. Arrogant wijst Reinout dit verzoek af en Saladin kiest voor de oorlog. En zo wordt , zoals een kroniekschrijver meldt, ‘de beroving van een karavaan de aanleiding voor de ondergang van het koninkrijk Jeruzalem’. Saladin is op dat ogenblik op het toppunt van zijn macht. Het koninkrijk Jeruzalem is geïsoleerd en verzwakt, het vorstendom Antiochië heeft een verdrag gesloten met Saladin en Reinout van Châtillon en Raimond III van Tripoli zijn afgevallen.
Reinout van Châtillon wordt in 1153 prins van Antiochië. Al meteen toont hij zijn wreedheid aan patriarch Aimeric van Limoges, die het vorstendom heeft bestuurd. Hij beschuldigt hem van samenzwering, laat hem opsluiten in de vestingtoren en tot bloeodens toe geselen. Daarna worden hoofd en wonden ingesmeerd met honing en stelt men de naakte oude man in de brandende zon bloot aan de steken van vliegen en wespen.
***Bron 10: blz. 110***
Saladin trekt als triomfator Jeruzalem binnen
(Zie 1191. De val van het Frankische koninkrijk Jeruzalem)
Over Saladin
Saladin had niet alleen maar aanhanger in de islamitische wereld. De kalief was achterdochtig en de Zengiden bleven in hem een overweldiger zien. Zijn voorbeeld inspireerde verscheidene Arabische leiders in zijn tijd. Bij de Fraken stond zijn aanzien van meet af aan vast. Een verslag van zijn secretaris Baha ad-Din Ibn Shaddad.
Voorbeelden van Saladins vijgevigheid
De Profeet heeft gezegd: ‘Wanneer de vrijgevige mens struikelt, pakt God zijn hand’; er zijn meer uitspraken over vrijgevigheid overgeleverd. Saladins vrijgevigheid was algemeen bekend. Ik beperk mij hier tot enkele voorbeelden. Toen hij stierf bezat hij niet meer dan 47 drachme en een Tyrisch goudstuk. Hele provincies gaf hij weg. Hij veroverde Amida (in Mesopotamië). De zoon van Qara Arslan vroeg hem erom en hij gaf het hem. Ik heb zelf gezien hoe een hele rij afgevaardigden in Jeruzalem voor hem bijeen waren, toen hij had besloten naar Damascus e gaan en er niets meer in zijn schatkist was wat men hun had kunnen geven. Ik stond er echter op zeodat hij uiteindelijk een dorp verkocht dat staatsbezit was en wij de opbrengst daarvan onder hen verdeelden zonder dat er een drachme overbleef. Hij gaf in tijden van gebrek en in tijden van overvloed. Zijn schatmeesters hielden steeds heimelijk wat achter de hand voor als er plotseling geld nodig was. Ze wisten heel goed: als hij had geweten dat dat geld aanwezig was, had hij hett uitgegeven.
Zijn moed en standvastigheid
De volgende uitspraak van de Profeet is aan ons overgeleverd: ‘God heeft de moed lief, zelfs al doodt iemand maar een slang.’ Saladin was werkelijkeen van de moeigste mensen, standvastig en onverschrokken in gevaren. Ik zag hem eens in een gevech tegenover een groot aantal Franken, die onophoudelijk versterking kregen, maar zijn moed en vasthoudendheid namen toe. Op één avond landden meer dan zeventig vijandelijke schepen. Ik heb ze getld van het namiddaggebed tot zonsondergang. Maar hij scheen daardoor alleen maar moediger te worden. Aan het begin van de winter had hij zijn troepen verlof gegeven. Hij bleef alleen over met een klein detachtment en moest het opnemen tegen de sterke vijandelijke strijmacht. (...)
Elke dag wilde hij beslist een of twee maal op verkenning. Midden in het gevecht ging hij dan door de gelederen, alleen begeleid door een page die een paard aan de teugel had. Dan ging hij alle troepen van de rechter- naar de linkervleugel langs en gaf aanwijzingen. Vanaf hoger gelegen plaatsen sloeg hij de vijandelijke bewegingen gade en leidde de gevechten. Ondertussen luisterde hij naar iemand die hem gedeelten voorlas uit de traditioniele literatuur. Dat zijn mijn egen waarnemingen. Ik had gezegd dat de traditionele literatuur werd gelezen op elke waardige plaats, maar dat men nog nooit hed gehoord dat ze werd gelezen tussen voor het gevecht opgestelde troepen. Ik zie: ‘En als Uwe Majesteit het wil, dat men dat van u vertelt, zou dat heel mooi zijn.’ Hij stond het toe. Er werd een hoofdstuk gebracht en iemand, die het volgens de voorschriften had bestudeerd, las het voor terwijl wij allen te paarrd zaten en tussen de twe opgestelde legers reden. Nooit is mij opgevallen dat de vijanden hem te talrijk of te machtig zouden zijn geweest. Hij overdacht alles zeer goed, ging na welke mogelijheden er waren en nam dan maatregelen, zonder in toorn te ontsteken. Toornig werd hij nimmer. Op de dag van de grote slag in de vlakte van akko werden de moslims teruggeslagen. Trommels en vaandels vielen, maar hij hield met een handjevol manschappen net zo lang stand, todat hij zich et al zijnmensen op een heuvel kon terugtrekken. Daar schold hij hen uit en leidde hen terug in de strijd. Uteindelijk gaf God die dag de moslims de overwinning, met ongeveer zevenduizend gesneuvelden onder ruiterij en infanterie. Hij hkield niet op sijn mennen in het veld te brengen tegen vijanden die vere in de meerderheid waren, totdat duidelijk werd dat de moslims heet sttrijden moe waren. Toen besloot hij in te gaan op de door de Franken aangeboden vredesonderhandelingen. Zij waren nog meer afgemat dan wij en hadden nog grotere verliezen geleden. Maar anders dan bj ons wachtten zij de versterkingen. Dus het was voor ons voordeliger vrede te sluiten, zoals erna ook bleek toen het lot onthulde wat het voor ons verborgen had gehouden.
Over zijn menselijkheid
Op zekere dag stapte hij van zijn paard en werd hem zijn maaltijd opgediend. Daarop wilde hij opstaan, maar men zei hem dat het uur voor he gebed nabij ws. Hij ging weer zitten en zei: ‘Late we dan bidden en daarna gaan slapen.’ Hij was moe. Iedereen, behalve zijn oppassers, had zich al terggetrokken. Toen kwam er een oude Mameluk die Saladin heel hoogachtte. Hij gaf hem een verzoekschrift van een strijder in de heilige oorlog.’Nu ben ik moe,’ zei de sultan, ‘ geef mij dat later’. Maar de man hoorde dat niet en heild het verzoekschrift vlak voor de ogen van de verheven heerser, zodat hij het kon lezen. Saladin las de naam van degene, die hem had geschreven en zei: ‘Een verdienstelijk man.’ ‘Welnu,’ zei de Mameluk, ‘wil Uwe Majesteit er dan uw placet onder zetten.’ ‘Maar wij hebben hier geen inktkoker,’ antwoordde Saladin, want hij zat voor de ingang van de tent, zodat niemand naar binnen kon. De inktpot stond in de tent en die was zeer groot. Maar de Mameluk zei: ‘Daar staat de inktpot, achter in de tent!’ Dat betekende niets anders dan dat hij hem verzocht de inktpot te halen. De sultan draaide zich om, zag hem en zei: ‘Bij Allah, dat is waar! ‘ Hij pakte de inktpot en ondertekende. Toen merkte ik opk:’God zegt van zijn Profeet: “Gij zijt werkelijk een edelmoedig mens en mij dunkt dat Uwe Majesteit deze eigenschap met hem gemeen heeft”. ‘Saladin antwoordde: ‘Het heeft ons niets gekost: wij hebvben zijn wens vervuld en zijn daarvoor beloond.’ Eens bracht een wachtpost een huilende vrouw bij Saladin. ‘Die daar,’ zei de wacht, ‘komt van de Franken en heeft gevraagd haar bij de sultan te brengen, hier is zij dan. ‘De sultan beval de tolk haar te vragen wat zij wilde. Ze verttelde dat de dag ervoor plunderende moslims haar tent waren binnengedrongen en haar dochtertje hadden gestolen. ‘De hele nacht, van gisteravond tot vanmorgen, ben ik bezig geweest hulp te krijgen en onze hoofdmannen hebben me gezegd: “De koning van de moslims is medelijdend. We zullen je naar hem toe laten gaan en je moet hem dan maar om je dochter vrageen. “Zo hebben ze me laten gaan. Alleen nog van u hoop ik mijn kind terug te krijgen.’
Saladin was zeer ontroerd door medelijden en tranen stonden hem in de ogen. Ogenblikkelijk liet hij het meisje zoeken en er was nog geen uur voorbij toen de ruiter met het kind op de arm terugkeerde. De moeder wierp zich bij het zien van haar kind op de grond en drukte haar gezicht in het stof. Wij huilden samen met haar. Zij wierp een blik naar de hemel zonder dat wij konden verstaan wat zij zei. Toen werd haar haar dochtertje teruggegeven enbracht men haar naar het kamp terug.
Naar Baha ad-Din Ibn Shaddad
***Bron 10: blz. 143/146***
Saladins herovering van Jeruzalem
(Zie 1191. De val van het Frankische koninkrijk Jeruzalem)

Geen opmerkingen: