dinsdag 5 februari 2008

CONCILIE: 1870. Het onfeilbaarheidsdogma

Over onfeilbaarheid: omdat over de gevallen waarin van onfeilbaarheid sprake mag zijn nogal eens misverstanden bestaan is het goed te weten dat de kerk aan individuele gelovigen nimmer onfeilbaarheid sprake mag zijn nogal ens misverstanden bestaan, is het goed te weten dat de kerk aan individuele gelovigen nimmer onfeilbaarheid (vroeger/ ‘ondwaalbaarheid’ of ‘vrij-zijn van dwaling’) heeft toegekend. Dat houdt dus mede in dat ook bisschoppen, kardinalen en in casu in het bijzonder pausen, als individuele gelovigen kunnen dwalen, níet onfeilbaar zijn. Slechts als het geloven in de kerk in haar geheel in het geding is, wordt een overeenstemming, een belijdenis of een uitspraaak geacht als door de geest der waarheid van dwaling gevrijwaard te zijn. Nader gespecificeerd: het sinds 1870 bestaande onfeilbaarheidsdogma heeft alleen betrekking op pauselijke uitspraken ‘die aan een aantal strikte voorwaarden voldoen’: de paus mag dán en slechts dan onfeilbaar heten, als hij spreekt ex cathedra, dat wil zeggen te midden van de kerkelijke gemeenschap, functionerend als herder en leraar met de volle inzet van het gezag dat met zijn bijzondere opdracht verbonden is. Als dat het geval is, mag hij volgens rooms-katholieke overtuiging rekenen op speciale bijstand van de ‘onfeilbare Heilige Geest’.
***Bron 9: blz. 288***

Geen opmerkingen: