dinsdag 5 februari 2008

1812. De inquisitie opnieuw afgeschaft via de nieuwe spaanse grondwet

In 1810 waren de Cortes, buiten de door de Franse legers bezette gebieden, bij elkaar gekomen n Cadiz; zij stelden daar de Grondwet van 1812 op en discussieerden eindeloos over het lot van de Inquisitie; ze wisselden uiteenzettingen, artikelen in de pers en vele, soms zeer heftige, pamfletten met elkaar uit. De aangenomen tekst, die volgens een het Heilig Officie goedgezinde schrijver ‘plagiaat van de Franse revolutionaire Grondwet was’, stelde nochtans: ‘De religie van de Spaanse Natie is en zal altijd de apostolische en de alleen ware roms-katholieke blijven en de Natie verbiedt de uitoefening van elke andere.’ Overigens worden aan de burgers waarborgen voor hun vrijheid verleend en aan de justiciabelen een rechtwaardige behaneling door de rechtbanken. De vraag rees dus of de Inquisitie al dan niet verenigbar was met de Grondwet. Het was voldoende om de artikelen met betrekking tot de rechtelijke procedure te vergelijken met die van de Instructies van het Heilig Officie uit 1561 en de tegenstanders ervan lieten dat niet na. Om het debat te verbreden bepleitte de geestelijke Ruiz de Padron, hoewel ‘beboegd minister van het Heilig Officie’, de overbodigheid van de rechtbank van de Inquisitie met haar ‘diametraal aan de Grondwet tegengesteld’ karakter. Deze argumenten werden vermeld in een populair werk ‘De Inquisitie zonder masker’ van Antonio Puigblanche, die eraan toevoegde: ‘Dit instituut stond de vooruitgang de wetenschappen in de weg en heeft het despotisme gesteund.’...
...Hoewel de Cortes op 22 februari 1813 met negentig stemmen voor en zestig tegen de knoop doorhakten door de rechtbank van de Inquisitie ‘strijdig met de Grondwet’ te verklaren, begon hun decreet met aan de bisschoppen de bevoegdheid te geven ‘geloofszaken te berechten’. De verdwijning van het Heilig Officie opende dus niet noodzakelijk de poort naar geestelijke vrijheid. Het decreet bevatte overigens en tupisch inquisitoriale prakktijk door in artikel IV te stipulerendat ‘elke Spanjaard bij een kerkelijke rechtbank van het delict ketterij kon worden beschuldigd’.
***Bron 6: blz. 33/34***

Geen opmerkingen: