1. ARRESTATIE EN SEKWESTRATIE
Iedereen kan gearresteerd worden. Een groep mannen komt om je heen staan en in naam van de heilige Inquisitie nemen ze je mee. Eerst en vooral nemen ze je mee naar je huis en wordt er beslag gelegd op alle bezittingen, vandaar wordt je naar een geheimegevangenis van het Heilig Officie gebracht.
2. HET OPSTARTEN VAN HET PROCES
Onder ketterij werden ‘misdrijven’ verstaan zoals joodse en moorse (mohammedaanse) praktijken, het geloof van illuminanten, het protestantisme dat altijd als lutheraans wordt omschreven, en andere aanslagen op het geloof, zoals het simpelweg bezitten van een bijbel in de volkstaal. Kleinere misdrijven waren bigamie, sodomie en godslastering, voor moord en diefstal was er geen interesse
Een mogelijke werkwijze om ketterse praktijken op het spoor te komen gebeurde als volgt. Men kondigde in een dorp een edict van genade af, wat inhield dat de bevolking, op straffe van excommunicatie, drie dagen de tijd had zichzelf of een ander te beschuldigen. Dit leidde tot een verwoestende spionage binnen deze sociale gemeenschap.
De aanklachten die men zo verkrijgt, worden bestudeert door theologen, de geloofsonderzoekers, die de graad van ketterij beoordelen van daden of woorden die hun ter beoordeling worden voorgelgd. Vervolgens schrijft de promotor fiscal of officier van justitie zijn petitio, een verzoek tot arrestatie van de sekwestratie.
Dit laatste had tot gevolg dat de gearresteerde zo volledig verdween dat hij door de aarde verzwolgen leek. Het sleutelbegrip hierin was dan ook geheimhouding.
3. DE GEVANGENIS
Er waren openbare en gemiddelde gevangenissen voor onbelangrijke delinquenten en geheime gevangenissen voor verdachten van misdriijven tegen het geloof. Deze bisschoppelijke of openbare gevangenissen waren dikwijlsondergebracht in vestingen of gewelven van oude vorstelijke gebouwen.
In die gevangenissen was het leven hard en stierven er veel verdachten, een bewijs daarvan waren de beenderen die naar de auto-da-fe werden gebracht om te worden verbrand. Zo zou men bij het minste gerucht afgerost worden. De verdachte mocht niet lezen, noch schrijven, behalve veel later in de procedure kreeg de deze om zijn verdediging voor te bereiden enkele genummerde blaadjes. De gevangene mocht niet uit zijn cel behalve om naar de verhoren te gaan
De gedetineerde zag gedurende een ongelimiteerde periode alleen de Alcaide en de inquisiteurs die hem onvermoeibaar aanspoorden ‘de waarheid te vertellen’. Waarbij de beruchte geheimhouding bijna altijd het motief van zijn arrestatie omgaf. Hij moest er dus naar raden.
In de ogen van het Heilig Officie waren er geen onschuldigen. Koppig elke schuld ontkennen, bracht het risico met zich mee dat ie werd uitgeroepen tot ‘ negatieve onboetvaardige’, wat tot de brandstapel kon leiden. Hierdoor was de verleiding groot om enkel kleine vergeeflijke foutjes in zijn geheugen op te zoeken en die te bekennen. Om te weten wat hem ten laste werd gelegd moest hij in de stilte van zijn cel bij zichzelf te rade gaan en zijn geweten onderzoeken. Daarna vroeg de verdachte een verhoor aan, dat hem als een gunst werd verleend.
4. DE VERHOREN
‘Uit eerbied voor de Heer en zijn Heilige Moeder’ moest de verdachte de waarheid vertellen, wat hem de barmhartigheid van de rechtbank kan bezorgen. Hij mocht ervan uitgaan dat niemand zonder motief werd gearresteerd. Na het eerste verhoor zouden andere volgen waarin de verdachte heel zijn leven vertelde. Daarbij werd grote aandacht besteed aan personen met wie hij omging of had ontmoet. Vooral als het om buitenlanders ging. Hierdoor werd de verdachte op zijn beurt ook aanbrenger.
5. DE BESCHULDIGING
Na verschillende verhoren, al dan niet gepaard gaande met een bekentenis, spreekt de fiscal zijn requisitor uit. Dit is een stereotype tekst in ‘strenge en harde’ bewoordingen. De sterotype tekst bestond uit volgende onderdelen: men nam aan dat de beschuldigde ‘een ketter en een afvallige was van het heilige katholieke geloof en diverse ketterse, goddeloze en schandelijke stellingen aanhing’. De betrokkene kon, ook nog, al dan niet vermoedelijk, een ‘heresiarch en dogmatist’ zijn. Over het algemeen volgde dezelfde conclusie, die inhield dat er een verzoek moest komen tot uitlevering aan het wereldlijke gezag en dus de dood inhield.
De fiscal baseerde zich op de ‘expaosés van de getuigen, met andere woorden: in feite uitsluitend op hun beschuldigingen, zonder plaats en dat waarop het delict zou zijn begaan nader aan te duiden en vooral, onder het voorwendsel hen te beschermen, zonder hun naam te noemen. Deze geheimhouding werd pas als laatste in Rome opgeheven in 1965. In Portugal was dit al in 1774 gebeurd.
Men mocht getuigen wraken indien men een ‘persoonlijke, felle en hardnekkige vijand’ herkende. Maar de beschuldigde moest juist raden. Men mocht ook getuigen ter verdediging oproepen maar ze mochten geen bloedverwanten en vrienden zijn of eerloze individuën of geen mensen die al te maken hadden gehad met het Heilig Officie. Het mochten ook geen nieuwe Christenen zijn.
Men kon ook een advocaat krijgen die echter werd aangewezen door de inquisiteurs. De beschuldigde kon hem afwijzen. Hij of zij kon ook met hem praten maar steeds in aanwezigheid van de rechters. Meestal raadde deze advocaat de beschuldigde aan vooral te bekennen. Indien een advocaat toch meer deed, liep ie het risico een ketter te verdedigen en werd ie zelf ipso facto geêxcomuniceerd.
Wanneer de rechters niet tevreden waren gesteld, werd de beklaagde gewaarschuwd dat hij gefolterd zou worden. Vervolgens kreeg de verdachte te horen dat wanneer hij of zij overleed, er bloed vergoten werd of één van zijn ledematen verminkt zou worden tijdens de tortuur, dit de schuld is van hemzelf en niet van de inquisiteurs.
6. DE FOLTERING
Er waren drie soorten foltermethode die de inquisitie in Spanje en portugal toepasten.
De touwen (codeles) die strak op de armen, de benen en de dijen werden gebonden en met een staaf werden aangedraaid. Dat gebeurde op een V-vormige pijnbank (potro of burro) waarvan de onderkant werd gevormd door een balk. Voor het aandraaien van de touwen was een maximum van vijf draaien voorgeschreven, maar men maakte er soms acht of tien, waardoor zij tot op het bot in het vlees sneden.
Hierop past men ook de waterproef (toca), vaak in combinatie met de touwen, toe. Het water dat langzaam in de keel en de neusgaten werd gegoten, kon dood door verstikking veroorzaken.
Ten slotte was er nog de palei (garrucha, polé in het Portugees). Het ophangen aan de op de rug gebonden armen met ketenen of gewichten aan de voeten, gevolgd door een plotseling naar beneden laten vallen onvermijdelijk tot ontwrichting van de schouders leidde: ‘Het komt voor,’ schreef Gonzales de Montes,’dat het slachtoffer wordt verminkt of da ter een arm of een ander lidmaat wordt afgerukt of dat hij aan de palei sterft’.
Het Romeinse Heilig Officie voegde foltering met vuur aan deze drie methoden toe. Eliseo Mansini vermeldt deze vorm van folteren in zijn ‘Gewijd Arsenaal’, hoewel ‘deze methode ze gevaarlijk was, dat ze voortaan weinig wordt toegepast’. ‘De voeten van het slachtoffer goed in te strijken met varkensvet alvorens ze aan de vlammen bloot te stellen.
Deze foltermethoden waren er op berekend om de verdachte ‘zonder permanente schade’ te laten vertrekken. Maar dat was niet altijd het geval. En als de verdachte niet bekende of na een tijdspanne van 24 uur zijn bekentenis niet bevestigd had, dan voorzag het regelement er formeel in dat de foltering werd ‘voortgezet of herhaald’. Tijdens de foltering wilden de inquisiteurs enkel de waarheid weten. Voor het overige werden er geen vragen gesteld.
7. HET VONNIS
Op een dag eindigde het pocesmet het opstellen en goedkeuren van het vonnis, het “Consulta de fe”. Al had men wel of geen bekentenis wel of geen foltering ondergaan. Deze was geheim en werd pas op de dag van het auto-da-de aan de veroordeelde voorgelezen. En omdat geen enkele rechtbank graag haar feilbaarheid toegaf, was vijspraak éénvoudigweg verboden. Het kon gebeuren dat een zaak werd opgeschort met de mogelijkheid haar te heropenen. Het uiterst zelden voorkomende ‘ontslag van rechtsvervolging’ werd nooit uitgesproken dan ad cautelam (onder voorbehoud).
8. HET ‘AUTO DA FE’ (DAAD VAN GELOOF)
Deze ‘daad van geloof’was in de eerste plaats een schouwspel waarvan men verlangde dat het schitteren en verschrikkelijk was, een prefiguratie van het Laatse Oordeel. Het hield de verwerping en vernietiging in ven de ketters en gaf het oudchristelijk volk steun en bevestiging van zijn meerderwaardigheidsgevoel dat was gebaseerd op de zuiverheid van het geloof en het bloed.
Er waren twee soorten autos. De talrijk voorkomende openbare en algemene autos en de besloten autos die veel minder belangrijk en zonder praal waren, waarbij slecht één persoon ten tonele werd gevoerd. Op het einde van de inquisitie kwamen nog enkel deze laatsten voor.
Wat zo’n auto-da-fe inhield wordt duidelijk aan de hand van een concreet voorbeekd van een gemiddeld belangrijke auto die plaatsvond in een provinciale hoofdstad. Met name het auto-da-fe van 30 mei 1672 te Granada.
Er waren 90 veroordeelden. Waarvan er negen werden ‘overgedragen in eigen persoon’, dus ter dood veroordeeld. 20 Veroordeelden werden ‘overgedragen in effigie’. Zij waren dus al dood of voortvluchtig. Maar wat gebeurde er met de rest?
Eerste stap: 3 mei, de voorbereiding
Een stoet familiares, notarissen en commissarisen van het Heilig Officie, trekt door de stad. Zij doen de afkondiging van het auto-da-fe.
De volgende dag worden de kerkelijke en burgerlijke gezagdrager bijeengeroepen, die vanaf dat moment gemobiliseerd zijn. Op dat moment wordt ook gestart met de opbouw van de “cadalso”, een houten schavot van 15 bij 20 meter waarrond oplopende tribunes, een kansel en een altaar op de Plaza de Vivarrambla.
Het podium dat bedoeld is voor de autoriteiten wordt met een rood tapijt bekleed; de lessenaar van de inquisiteur-secretaris van de Secreto is bekleed met karmozijnrode zijden baldakijn.
Tweede stap: zondag 29 mei, het voorprogramma
Er vindt een Heilige-Kruisprocessie plaats die om vijf uur in de namiddag begint. Samen met de grote mensenmassa lopen iik vijfhonderd soldaten mee, benevens vaandeldragers, de adel, religieuze ordes, de secretaris van de Secreto en de alguacil mayor (opperhoofd van de bewakers van de gevangenis?) van de Inquisitie. Wanneer ze aankomen wordt het grote groene kruis op het altaar bevestigd met daaronder het devies van het Heilig Officie: Exsurge, Domine, et judica causam tuam. Wat zoveel betekend als ‘Verrijs, o heer, en oordeel over uw zaak’ (Psalm LXXIV,22) samen met hun embleem. De processie wordt bij het vallen van de nacht ontbonden maar de dominicanen geven blijk van hun hoogste gezag door de hele nacht te waken bij het podium.
Derde stap: maandag 30 mei, de viering
De veroordeelden, die nog van niets weten, worden voor dag en dauw uit hun cellen gesleept om gehuld te worden in het kleed der schande, het ‘gewijde boetekleed’. Uit de symboliek van de kluren en tekeningen waarmee deze versierd zijn kunnen ze enige aanwijzing krijgen over het lot dat hun te wachten staat.
Bij het krieken van de dag vertrekken ze in een processie. De veroordeelden houden een kaars in de hand, behalve de ter dood veroordeelden. Aan het hoofd van de processie schrijdt de nortaris van het Heilig Officie, gevolgd door de dragers van de kistn die het gebeente der doden bevatten en waarop een beeltenis van de overledene is aangebracht. Daarachter komen de boetvaardigen. Die dag waren dat er 19. Gevolgd door vier Reos (nieuwe christenen die veroordeeld waren omdat ze hervallen waren in het joodse geloof?). Op hun beurt werden z gevolgd door 41 verzoenden. Als laatsten van de veroordeelden kwamen de 9 ‘overgedragenen’, zeg maar ter dood veroordeelden. Deze laatsten dragen met vlammen beschilderde mijters en worden omringt door ‘onderichtende’ inquisiteurs. De ridders, allen familieres van de Inquisitie, krijgen de eer om de koffers te dragen waarin de vonnisen berusten. Zo bereiken ze de “cadalso”.
Dan begint de plechtigheid om negen uur ‘s morgens met een eedaflegging gevolgd door een mis. Een belangrijk onderdeel hiervan is de preek door een dominicaan. Ze moest overvloedige citaten uit de Schrift en van de kerkvaders bevatten. Een hoop verwensingen aan het adres van de hardnekkigen en een ovezicht van de helse folteringen... Daarna kwam de geloofsbelijdenis en een eindeloze en gedetailleerde voorlezeingvan de vonnissen.
Van lichtere straffen naar zware straffen volgt er een overzicht van de mogelijke vonnissen. De mins strenge vonnissen waren gebeden, pelgrimstochten, vasten, onderricht in een klooster. Om op een ezel door de straten te worden geleid was al een ergere straf. Soms ging die gepaard met honderd tot tweehonderd zweepslagen. Vaak vielen deze straffen samen met verbanning, de galeien, tijdelijke of ‘onvergeefelijke gevangenisstraf. Deze straffen werden onveranderlijk aangevuld met de geldboete namelijk de volledige confiscatie van de bezittingen.
Tijdens het voorlezen van de vonnissen verklaarden zich nog drie mensen van de overgedragenen berouwvol. Zij hoorden nu ook bij de verzoenden. De man (musselman) werd veroordeeld tot de galeien, de twee vrouwen (joden) tot levenslange gevangenisstraf.
Zo werd het middag. Het voorlezen van de vonnissen werd onderbroken om de inquisiteurs, hun aanhang en aan de lekendignistarissen de kans te geven uitgebreid te eten. Het ceremoniële banket werd opgediend op zeven reusachtige tafels en duurde vier uur. Ten slotte werd het voorlezen van de vonnissen verder afgewerkt.
Hierna worden de ter dood veroordeelden samen met de afbeeldingen en beenderen van de overledenen aan het wereldlijk gezag overgeleverd. Waarbij het Heilig Officie een routineus gratieverzoek formuleerde: “ Wij verzoeken u de veroordeelde welwillend en godvruchtig te behandelen zonder over te gaan tot zijn terdoodbrenging of heet vergieen van bloed.” Het was een nietszeggende formule want wie geweigerd zou hebben om de vonnissen uit te voeren, lipe het risico onmiddellijk geëxcommuniceerd en als ketter vervolgd te worden.
Alleen de inquisiteurs hadden de macht om tot op het laatste moment te beslissen wie ‘slechts’ door wurging zou sterven en wie levend zou verbranden. Soms werd de doodstrijd van de veroordeelden onnodig gerekt door de beul eerst de gezichten van de veroordeelden te laten verbranden met een brandende takkenbos. Of de takkenbossen waarop zee geketend waren, waren zo hoog geplaatst dat ze er met de hulp van de wind bijna twee uur overdeden om ‘eerder gebraden dan verbrand’ te worden.
Na deze terechtstellingen was de auto-da-fe nog niet gedaan. Laat op de avond werden de afzweringen in ontvangst genomen en de absoluties gegeven. Na het Te Deum dat dan volgde, werd er nog een nieuwe mis opgedragen. Maar het brave volk dat gedreven werd door zijn nieuwsgierighied (en sensatiezucht) was dan al weg. De verzoenden keerden terug naar de Inquisitie, de kleinere exeuties (geselingen doorheen de straten) werden de volgende dag hernomen en als beloning voor het geduld kreeg het publiek werden er de komende dagen stierengevechten voorzien.
Het merendeel van de veroordeelden moest het gele scapulier dragen als teken van schande. Een schande die zelfs werd overgedragen op hun kinderen en kleinkinderen. Want zelfs na hun dood werd de sanbenitos met hun naam, opgehangen in de kerk. De veroordeelden hadden dus geen ander vooruitzicht dan ellende en uitstooting uit de maatschappij.***Bron 6***
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten