Wat was de visie op het krijgen van kinderen ten tijde van Augustinus?
kwamen ten tijde van Zo heerste bijvoorbeeld in de tijd van Augustinus (354-430) nog de ovatting van Aristoteles ( (384-322 v.C.) dat in een embryo als onbezield lichaam geen ziel kon wonen, en dat deze pas geleidelijk aan zou intreden. Vogens dit idee en volgens de joodse leer dat een vrouw na de geboortte van een zoon veeertig dagen onrein is en na de geboorte van een dochter tachtig, concludeerde men lange tijd dat de ziel van een meisje pas veel later in de foetus intrad dan in die van een jongen...Hele generaties godgeleerden voerden driftige polemieken over de vraag of echtelijk geslachtsverkeeri in die peropde doodzonde was of niet. Hoofdbrekens bezorde ook de vraag of menstruerende vrouwen een kerk mochten betreden, of zelfs ter communie mochten gaan. Een bijzonder strenge en buitensluitende houding nam daarbij de kerk vnan het Oosten in, maar ook de kerk van het Westen was van oordeel dat díe vrouwen te prijzen waten die in dergelijke dagen het godshuis meden.Dat leidde er op velerlei plaatsen toe dat menstruerende vrouwen voor de kerk als aan de schandpaal stonden. De viesie op de vrouwelijke menstruatie als een soort schuldbeladen bevlekking was vooral fattal voor de mogelijkheid voor de vrouw kerkelijke ambten te bekleden, welke mogelijkheid niet altijd zo klein was als men gewoonlijk meent. In de twaalfde eeuw nog deelt de orthodoxe canonist Theodorus van Balsamon mee dat ooit dewijding van vrouwelijke diakens bekend was, maar dat hen vanwege hun maandelijkse ‘verontreiniging’ nadien de toegang tot het altaar werd ontzegd.
***Bron 9: blz. 40***
Welke kijk had Augustinus op vrouwen?
... Zoals langzamerhand uit de ‘apostelin der apostelen’ de zondares onstond, werd het vrouwelijke in de kerk tot verleidster. Augustinus vat het in zijn geschriften over de Bergrede kort en kernachtig samen, als hij gehuwde christelijke mannen aanraadt vrouwen bijzonder te behandelen: ‘Hij bemint in haar dat ze mens is, en haat dat ze vrouw is.’
... Als Augustinus zich in zijn werk ‘De Genesi ad litteram afvraagt: ‘Als de vrouw de man niet tot hulp bij het voorbrengen van kinderen is gegeven tot welke hulp dán?’ is hij de uitvinder van de roemruchte drie ‘K’s’, die voortaan boven alle vrouwen zweefden? (Kinderen, keuken, en (verplichte gang naar de) kerk.
***Bron 9: blz. 41***
dinsdag 5 februari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten