dinsdag 5 februari 2008

De Chariboe, wie waren zij?

De Chabiroe moeten lange tijd bijzonder belangrijke mensen zijn gewest en een grote rol hebben gespeeld. Wat voor mensen waren het? Was het een volk? Was het een bepaalde sociale klasse? We weten het niet, en ondanks de gegevens die we over hen hebben is dat nog altijd niet uitgemaakt. De een houdt het er op dat de Chabiroe ongeletterde nomaden waren of halfnomaden. Anderen menen dat zij kooplieden waren en hun nut bewezen bij de karavanen die door het Midden-oosten trokken: ze zouden die karavanen ook hebben georganiseerd - wat niet gering is! - en geleid. Ze zouden hebben gezorgd voor de benodigde ezels, in die tijden de lastdieren van iedere karavaan. Ze zouden hebben gezorgd voor gidsen ofzouden zelf als zodanig zijn opgetreden en de hele uitrusting van een grote karavaan zou geheel in hun handen gelgen hebben.
Men neemt nu wel aan dat de Chabiroe beslit geen etnische eenheid vormden en evenmin een vaste woonplaats hadden. Ze werden in hun tijd beschouwd als een soort tweederangs burgers, met de lage status van mensen die niet in staat waren zich te vestigen. Maar gevreesd waren ze wel en ze schijnen moeiljkeden genoeg veroorzaakt te hebben. Het feit dar er meer dan duizend jaar lanf in niet bepaald positieve zin over hen gesproken werd zeft natuurlijk wel het een en ander. Van de Amarna-brieven, opgesteld tijdens de regeringen van Amenhotep III en Echnaton, spreken er niet minder dan 150 van de 385 vazalkoningen van Kanaän, die tribuut aan Egypte moesten betalen in de vorm van landbouwprodukten, en hier worden ook weer de Chabiroe vermeld. Maar er zijn meer farao’s die met deze mensen overhoop lagen: op een bij Betsan gevonden stèle van Seti I (1308-1290 voor Christus) wordt verteld over een aanval van de Chabiroe; Seti noemt hen bij die gelegenheid ‘armmzalige Aziaten’. Reeds eeuwen eerder nam Amenhotep II (1450-1425 voor Christus) tijdens een grote veldtocht niet minder dan 3600 Chabiroe gevangen. En Ramses II ontmoette in Kanaän Chabiroe, nam hen gevangen enn liet hen stenen slepen voor zijn daar opgetrokken gebouwen. In weer andere Amarna-brieven wankelen de stadstaten in Kanaän onder zware aanvallen van de Chabiroe. De Kanaänieten smeken Egypte om hulp en klagen over de verschrikkelijke plunderingen en moordpartijen.
Dat een volk waarover men klaagde van Egypte tot Mesopotamië en van Syrië tot in Klein-Azië, gevaarlijk en sterk moest zijn is dus duidelijk. Volgens de namen die ze droegen, afkomstig uit de streken waar ze het meest verbleven, waren ze Akkadische Chorieten, in ieder geval oorspronkelijk daarvan afstammend. Ze hoeven echter geen deel te hebben uitgemaakt van een lokale bevolking; ze waren bewoners zonder status en hadden geen burgerrechteen in de gemeenschappen waarin ze leefden.
Vanaf de 19de eeuw kan men door documenten uit Egypte, Noord-Syrië, en Mesopotamië vaststellen dat er een connectie kan hebben bestaan tussen de Ibrim (hebreeën) en de geen land bezittende Chabiroe. Maakten de Hebreeën deel uit van de Chabiroe? Ook zij zwierven immers met hun kudden van land tot land, en ook zij bezatn geen eigen land, tot ze zich uiteindelijk in Kanaän vestigden. Eén ding lijkt wel vast te staan : de Chabiroe waren geen afstammelingen van Abraham. Het is echter wel mogelijk dat men de aartsvaders klasseerde als Chabiroeen dat ze later die naam kregen, toen ze in de 14de eeuw voor Christus een eigen land vonden.
*** bron 13: blz. 49/50 ***

Geen opmerkingen: