In de salons van de patricische dames werd over de Ene God gediscuteerd. Dit alles bereidde de weg voor het christendom. De synagoge werd trefplaats van mensen en ideeën, van maatschappelijke en godsdienstige debatten, van mensen die al predikend kwamen en gingen en het losse netwerk van joodse gemeenten levend hielden. En het Messiasgeloof zat in de diaspora, waar ook de wonderdoener, de toekomstvoorspeller en zondagsprofeet hun broodwinning zochten, niet minder diep dan bij de joden thuis. Ook het leerstuk van uitverkoren volk te zijn gaven de joden in de verstrooiing niet op, maar het kreeg wel kosmopolitische trekken. Er was immers een uitverkiezing denkbaar van minder nationalistische strekkin, een Messias die zich bbehalve voor zijn volk zou offeren voor heel de wereld, om aldus de wet te vervullen.
Het is deze unieke, geestelijke actieve omgeving, altijd bezig met de wijsheid van talmoed en thora, in de diepte beroerd door haar voorstellingen en voorspellingen van een wereldgericht, die het vroegste christendom voor een groot deel heeft opgevangen en verdragen. De losse vertakking van gemeenten diende als band; de beweging van pelgrims, kooplui, predikers, onder wie zich straks de eerste naamloze apostelen van de Nazarener voegden, werd een grondslag van geloofsuitbreiding. De boodschap van heil, de eu-angelia, was daarmee onderweg.
Waar het christendom nu begon? Een punt van oorsprong laar zich binnen de grenzen van de mondeling verbreide godslegende moeilijk bepalen. Eerder mag men spreken van groepen of gemeenten, waarin Jezusdiscipelen gelijktijdig optraden. Hun visie op de grondlegger van hun geloof zal persoonlijk sterk gevarieerd hebben, met de kans dat de eerst geloofsgemeenschappen niet in Palestina, maar op Kleinaziatische bodem binnen de diaspora zijn gevormd. De aanvankelijke verbreiding was niet schitterend geweest; de oudste aanhangers waren onaanzienlijk en oefenden geen invloed.
***Bron 11: blz.27-39***
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten