Ze hielden er in hun ascese, een profetische en sombere levenshouding op na. Hun gemeenschappen omvatte zowel mannen als vrouwen maar ze leefden niet in afzondering en hielden er geen uitvoerig ritueel en schriftuurlijke beschouwelijkheid op na.
Er was nauwelijks enige vorm van organisatie in de oudste christengemeente. Er is wel geestelijke leiding: charismatische voorgangers van de bijeenkomsten, vurig in het geloof, bezield meet de gave van het woord (waarmee Paulus niet overdeeld was ingenomen, geuige de eerste brief aan de Korinthiërs) treden op als apostelen en profeten, respectievelijk profetessen.
In de oudste gemeenten, zeker na deo verwinning van de Paulinische stroming, dit is na de botsing met de joodse christenen van Jeruzalem , waar Simon Petrus en Jacobus, de broer des Heren, de leiding hebben (Hand. 15), wordt de geest al kosmopolitischer. Tot de verwachte wederkomst van de Kytios Christus en de stichting van zijn wereldrijk duldt men dan ook zonder echte revolutiegeest de onrechtmatigheden van Rome als de plagen van de Antichrist. Gelijkheid is er binnen de gemeente; daarbuiten blijft ieder in zijn stand. Paulus’ vermaningen aan de slaven om hun meesters te gehoorzamen vormt straks de grondslag voor de oproep tot aards geduld, tot ljkzaamheid van de verdrukten die een Clemens van Alexandrië of een Tertullianus veerkondigen. Waarschijnlijk juist omdat er mede door de slaven een element in het oude christendom zat van ‘weigering en negatie’, waarin een latent gevaar sluimerde voor de Romeinse staat.
***Bron 11: blz.27-39***
dinsdag 5 februari 2008
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten