dinsdag 5 februari 2008

Om welke reden en hoe is volgens de Sumieriërs de mens geschapen?

Eindelijk dacht hij:
“Ik zal de mens maken.” - Want in hem schemerde de beeltenis van de mens. * Had ook Jahwé de mens niet geschapen naar zijn eigen beeld? * Hij ging hiernaar te werk en met zijn handen vormde hij de mens uit klei. * Deed ook Jahwé dit niet in het scheppingsverhaal? * HijSchiep hem goed en mooi en maakte hem dubbel: Ban en Banit. Toen legde Ea in de mens de grote opdracht: “Gij zult de Oervader met de Oermoeder verzoenen. “ - De mens was eerst onbewust van deze opdracht. Als een droom lag zij toegevouwen in zijn ziel. Maar nadat hij Ea’s levensadem had ontvangen in zijn neusgaten, stond de mens van klei op en wandelde. Hij zag, dat hij een eigenbestaan had en bedwong het water en bekeek het moeras. Toen werd de grote opdracht in hem levend. Hij ging naar de scheidslijn tussen water en land en begon Apsoe en Tiamat aan te roepen.
Deze goden waren niet geneigd gauw te komen. Ban en Banit, man en vrouw, wisten niet wat te doen. Ban ging de kant uit van het water en Banit die van het moeras. Elk zag een berg en op elke berg troonde een oude vogel. De één was een griffioen en de ander een feniks en beide hadden ogen van edelstenen. Ban en Banit vielen op de grond. Zij bezwijmden van de gloed, die de vogels omgaf. Maar in hun droom werd tot hen gesspàroken, tot Ban hetzelfde als tot Banit: “ Ga en bouw een hut. Bouw hem langwerpig en maak twee deuren. Zet er twee tafels in en breng een scheiding aan tussen de twee helften. “
Zij deden aanstonds wat hun in de droom gezegd was. Aan elk einde van de hut plaatsten zij een smalle deur. Twee altaren zetten zij erin. Daarop legden ze brandend reukwerk; zuh versierden de hut met hun schoonste matten, met bloemen en een paar schotels van beschilderd aardewerk.
Hierop kregen Apsoe en Tiamat een sterk verlangen te onderzoeken, wat de twee eerste mensen voor hen hadden gedaan. Langzaam kwamen zij in beweging. Behoedzaam naderden ze, elk van hun kant. Zij veerheugden zich over de twee aparte ingangen. Toen ze binnen waren onderzochten ze alles en zie, het was goed. Ze bleven in die dubbele, heilige hut wonen. Na enige tijd verzoenden zij zich, want Banit had slechts een mat tussen hen gespannen. Ze konden elkaar horen en werden nieuwsgierig naar elkanders wezen. Toen spraken ze:
“Gezegend zijn Ban en Banit en hun nageslacht.”

Geen opmerkingen: