Ea en Isjtar, Nergal en allat en vele anderen paren traden uit de bron. Zo werden alle dingen verbondenmet hun goden. Het eerste paar was in elk paar en ieder paar was alle andere, maar hierten had geen schepsel enig bezwaar. De bron Moemoe immers stroomde voor eeuwig voort. Zij was de werking van de tijd en van de ruimte, het onuitputtelijke “Worden”. Zoals het licht overging in de grote watervlakten en deze op hun beurt de horizon werden en de hemel, zo verloren de gestalten van de goden zich in elkaar en alle tezamen in de éné godheid die de heiligheid van het leven was.
Daardoor bestond er voor de mensn van Eridoe grote volheid. De levensovervloed was zonder grenzen. Ze riepen Ea aan als de vader van alle dingen en hem zelf ook weer als het kind van die uit hem geboren waren. Hoeveel moest hij dus weten! Hij had de ervaring van alle goden in zich.
Hij was onzichtbaar maar tòch alom tegenwoordig. * Ook Jahwé wordt beschouwd als allomtegenwoordig * Als hij wilde, lieten Sjamasj en Sin hun licht door ham heen spelen; dan vertoonde hij zich in zijn kostbaarste gouden, zilveren of rode gewaden. Als Ansjer en Anoe was hij de hemel, als Kisjar en Enlil de aarde. Werd hij Nergal genoemd, dan was hij de heerser over het donkere verblijf van de dood en Allat sond hem daar ter zijde. Maar als Sjamsj en Sin , die ook Inanna was, verbreidde hij met onbegrensde edelmoedigheid het licht en de kennis in het heelal.
*** Bron 14: blz 14/20 ***
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten