Uit dat alles ontsond het mysterie van het oudste schrift. De klei deed alles: gaf voedsel en huisvesting, de versiering en de kookpot, de hut en de gedachte. Daarom moest de klei ook sprekend worden. Hoe kon men de klei maken tot iets dat sprak?
Iwahi dacht hierover na. Hij liet alle priesters van de tempels samenkomen en kondigde hun aan:
“Wij moeten onze denkbeelden aan de klei geven. Dan kan de klei ze op haar beurt weer aan ons meedelen.”
“Hoe wilt ge dit volbrengen?” vroegen de priesters. Iwahi antwoordde:
“Door kleine figuren.” En hij tekende in de klei een vaas. Het wa niets dan een lijn, een figuurtjr. Mar dit figuurtje gaf aan degene die het zag de gedachte: ‘vaas’.
“Ziet ge wel, dat de klei kan spreken,” vroeg hij, “wij, mensen, moeten maken dat de klei vele; vele dingen die wij denken kan zeggen.” Zo werd een schrift uitgevonden van figuurtjes. Het was het eerste ‘pictografische’ schrift. ‘Pictografie’ betekent: ‘schrijven door middel van plaatjes, prentjes’. Iwahi ging een stap verder. Hij zei:
“Nu ziet ge, dat het gesproken woord voor ‘vaas’ is verbonden met het prentje van een vaas. Wanneer we echter een samengesteld denkbeeld door de klei willen laten uitspreken, kan het gebeuren dat we dit prentje van een vaas ook nodig hebben voor een woord, waarin nog een ander prentje voorkomt, om het compleet te maken.”
Hij tekende twee prentjes in de klei. Het eerste was een koe; het tweede een ster.
“Wat zegt de klei ons nu? Vroeg hij. De priesters keken toe en zeiden:
“De klei zegt: ‘Koester’.”
“Juist,” antwoordde Iwahi, “zo begint de klei te spreken.”
Op die wijze werd het rebussen-schrift van de oude Sumeriërs uitgevonden.
*** Bron 14: blz 20 ***
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten