dinsdag 5 februari 2008

Persoonlijke nota

In het scheppingsverhaal van de Sumeriërs valt het mij op dat de mensen heel positief bekeken worden. Ze worden niet gestraft. Ze worden beloond voor hun bijdrage in het bijleggen van een ruzie tussen goden.
Ook valt het mij op dat het water en het moeras een centrale rol spelen. Dit zijn ook twee elementen die van levensbelang zijn voor een agrarische gemeenschap. Moerasgrond is bijzonder vruchtbaar en er groeit niets zonder water. Ik kan me voorstellen dat in die tijd de delta van de Tigris en de Eufraat heel moerasig was en dus een overvloed aan levensmiddelen kon bieden aan een volk dat het woestijn leven kende.
Ik zou verwacht hebben om in het Sumierische pantheon de twee rivieren van het tweestromenland tegen te komen als belangrijke goden. In de delta van het tweestromenland zullen deze waarschijnlijk niet als twee verschillende stromen herkenbaar zijn geweest en al helemaal niet belangrijk of invloedrijk in het dagelijkse leven van de Sumieriër.
Mooi vind ik hoe alles verbonden is met elkaar en deel uit maakt van een geheel. Elke wezen, elke god blijkt in Ea te zijn en deel uit te maken van hetzelfde. Eigenlijk is de sprong van hieruit niet zo groot om naar die éne god te gaan die alles is en alles bepaalt.
Wat mij nog opvalt is het tweeledig princiepe dat in al het geschapene voorkomt. De goden vertegenwoordigen de belangrijkste polen uit het dagelijkse leven van Sumierië. Dit tweeledig princiepe kunnen we ook nog herkenen in de filosofie van Yin en Yang of dichter bij de leefwereld van de Sumieriers, de religie van Zarathoestra (de strijd tussen goed en kwaad)
De positie van de vrouw wordt nergens in het verhaal ondergeschikt gemaakt aan die van de man. Elk tweeledig princiepe wordt vertegenwoordigd door een mannelijke en een vrouwelijke godheid. Enkel Ea lijkt uitsluiten mannelijk, voor zover dit herkenbaar is. Maar de bron Moemoe lijkt dan weer eerder vrouwelijk al valt niet duidelijk op te maken of men hiermee een godheid dan wel een eeuwigdurend iets bedoelt.
Het beeld van de bron Moemoe roept ook herkeningspunten op met de alles scheppende grote godin uit de préhistorie en is misschien wel het restant hiervan uit de voorhistorie van de Sumieriers.
Als je heel het verhaal leest en in het bijzonder het stuk over het belang van het klei, dan is de kans reëel dat mensen dit gebied en dit volk als zeer bijzonder en gelukzalig gaan beschouwen en de plek als zeer bijzonder. Misschien wel als het paradijs, het hof van Eden?
Al bij al vind ik het wereldbeeld dat uit dit verhaal naar voor komt, hartverwarmend en optimistisch.

Krichrie

Geen opmerkingen: